Blog

Hoe de maan naar Jesjoea verwijst

“Dan zal het licht van de volle maan zijn als het licht van de gloeiende zon, en het licht van de zon zal zevenmaal sterker zijn, net als het licht van zeven dagen, op de dag dat de HEERE de breuk van Zijn volk zal verbinden en de wond die het is toegebracht, zal genezen.” 
Jesaja 30:26

In het vierde deel van de studieserie over het boek Jona, zagen we dat de zon in de Bijbel symbool staat voor JHWH. De Messias is het Licht van de wereld (Johannes 8:12). De zon is de bron van het licht; het licht van de waarheid komt van de Vader (Johannes 5:19). De eerste uitspraak van JHWH in de bijbel is: “Laat er licht zijn” (Genesis 1:3). 1 Timotheüs 6:16 zegt dat Hij in een ontoegankelijk licht woont. In Psalm 84:12 wordt JHWH een zon genoemd, en in Maleachi 4:2 zal onder de vleugels van de Zon der gerechtigheid genezing zijn (zie ook Psalm 91). In Prediker beschouwt de schrijver alles wat gebeurt ‘onder de zon’. Deze uitdrukking wordt vaak (27x) gebruikt in het boek Prediker. De zon staat boven alles wat gebeurt, Hij staat boven alles. In Psalm 19:7 is niks verborgen voor de zon, zie ook Psalm 139:4.

Als we deze redenering volgen, dan staat de maan symbool voor de Messias. Zon en maan zijn nauw met elkaar verbonden. De maan weerkaatst het licht van de zon, hij geeft het licht van de zon door. In Jesaja 30:26 is het licht van de maan als het licht van de zon. In dezelfde tekst wordt het licht van de zon zevenmaal sterker genoemd, als het licht van zeven dagen. Het getal zeven wordt in de bijbel vaak gebruikt als symbool voor perfectie.

Chodesj is het Hebreeuwse woord voor nieuwe maan en nieuwe maand. Chodesj komt van  het Hebreeuwse woord chadasj en chadasj betekent (ver)nieuw(en). Elke (Bijbelse) nieuwe maan(d) wordt stil gestaan bij het feit dat de maan weer ‘opstaat’. Het is een symbool voor het nieuwe.

“En Hij Die op de troon zit, zei: Zie, Ik maak alle dingen nieuw.” Openbaring 21:5

De Messias maakt alle dingen nieuw. Door Hem zullen ook wij opstaan in nieuw leven.

“En er verscheen een groot teken in de hemel: een vrouw, bekleed met de zon, en de maan was onder haar voeten en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren.” Openbaring 12:1

In 2017 waren er hooggespannen verwachtingen rondom hemellichamen die in een zeldzame verhouding zouden staan, hetgeen een verwijzing zou zijn naar de profetie van Openbaring 12. Veel mensen verwachtten in dat jaar dan ook de terugkomst van Jesjoea of het einde van deze wereld. Openbaring is een boek vol symbolische taal, dat niet los kan worden gezien van dezelfde symbolische taal elders in het Woord. In mijn boek leg ik uit dat er twee typen vrouwen zijn in het Woord. In een eerder blog schreef ik hier ook over. De vrouw uit Spreuken 31, of de Bruid van de Messias, symboliseren het ene type vrouw; de hoer van Babylon het andere type. Openbaring 12:1 verwijst naar het type vrouw dat verbonden is met de zon (JHWH) en de maan (de Messias). Het verwijst dus naar de symbolische vrouw die geestelijk gegroeid is naar het beeld van Jesjoea en de Vader, de vrouw die verbonden is met de honderdvoudige vrucht uit de gelijkenis van de zaaier (Mattheüs 13). En dat is dus de Spreuken 31-vrouw. Deze vrouw bevindt zich in deze tekst symbolisch in de hemel. In mijn boek leg ik uit dat hemel en aarde in de Bijbel tegenover elkaar staan. De begrippen boven en beneden verwijzen naar hetzelfde. Zie bijvoorbeeld 1 Korinthe 15:47, Johannes 3:31 en 8:23. De hemel boven verwijst naar de honderdvoudige vrucht uit de gelijkenis van de zaaier, en de aarde beneden verwijst naar de dertig- en zestigvoudige vrucht. De honderdvoudige symbolische vrouw bevindt zich logischerwijs dus in de geestelijke hemel. En natuurlijk kan deze geestelijke vrouw zowel een fysieke vrouw als een fysieke man zijn.

Twee bomen

“En de HEERE God liet allerlei bomen uit de aardbodem opkomen, begerenswaardig om te zien en goed om van te eten; ook de boom des levens, in het midden van de hof, en de boom van de kennis van goed en kwaad.” Genesis 2:9

Naast ‘allerlei bomen’ waren er in de Hof ook twee specifieke bomen: de boom van de kennis van goed en kwaad en de boom des levens. En geestelijk gezien zijn deze er nog steeds. De mens mocht niet eten van de boom van de kennis van goed en kwaad (Genesis 2:17). Maar de mens had een keus, en heeft helaas gekozen toch van deze boom te eten.

Duizenden jaren later hebben wij nog steeds dezelfde keus. Eten we van de boom van de kennis van goed en kwaad? Of eten we van de boom des levens? De boom van de kennis van goed en kwaad heeft twee verschillende vruchten zou je kunnen zeggen: goed en kwaad. Dat we van ‘kwaad’ niet mogen eten, klinkt logisch. Maar wat zou de reden zijn dat we ook niet van ‘goed’ mogen eten? Wat is er fout aan goed?

De Bijbel roept ons herhaaldelijk op om ons denken te laten vernieuwen. Dat doen we concreet door leugens en dwalingen te vervangen door de waarheid. Welke leugens en dwalingen worden dan ten diepste bedoeld? En welke waarheid wordt ten diepste bedoeld? Gaat het bijvoorbeeld om de waarheid dat ik een vrouw ben met bruin haar? Dat is een feit en geen leugen. En het is ook geen ‘kwaad’. Moeten we op zoek naar waarheid over aardse zaken? Of moeten we op zoek naar waarheid over hemelse, geestelijke, zaken? Richten we onze ogen op de aarde? Of richten we onze ogen naar de hemel?

“Wij houden onze ogen immers niet gericht op de dingen die men ziet, maar op de dingen die men niet ziet; want de dingen die men ziet, zijn tijdelijk, maar de dingen die men niet ziet, zijn eeuwig.” 2 Korinthe 4:18

De boom van de kennis van goed en kwaad staat op de (geestelijke) aarde. De boom des levens is in de (geestelijke) hemel. JHWH wil niet dat we de aardse vrucht ‘goed’ eten, van de boom van de kennis van goed en kwaad, maar Hij wil dat we de hemelse vrucht ‘leven’ eten, van de boom des levens. Wat ‘fout’ is aan ‘goed’, is dat het geen ‘leven’ is: het is eten van de verkeerde boom.

Wat is het verschil? Misschien maakt een concreet voorbeeld dit duidelijker. Op mijn tijdlijn op Facebook komen wel eens discussies voorbij over de vorm van de aarde. Daar worden ook Bijbelteksten bij gebruikt en dan lijkt het alsof we het over hogere geestelijke (hemelse) waarheid hebben. Laten we in dit voorbeeld uitgaan van de aanname dat de aarde plat is. Op het niveau van de boom van de kennis van goed en kwaad, is de mening dat de aarde plat is dan ‘goed’ en de mening dat de aarde een bol is ‘kwaad’. Maar beide opvattingen zullen ons geen leven geven. Want we eten van de verkeerde boom!

Als de Bijbel oproept om ons denken te vernieuwen door Zijn waarheid, dan wordt ten diepste Zijn diepere en hogere geestelijke waarheid bedoeld. De waarheid van Zijn Koninkrijk. En die vinden we in de diepere, geestelijke betekenis van Zijn Woord. Het gaat dus niet om de waarheid over allerlei aardse zaken, zelfs niet als het Zijn fysieke schepping betreft. De boom des levens symboliseert een hogere waarheid, Zijn diepere geestelijke waarheid. Als we vooral waarheid over allerlei aardse zaken ‘eten’ – al vinden we die in de letterlijke uitleg van Zijn Woord of in Zijn fysieke Schepping – dan eten we ‘goed’ van de boom van de kennis van goed en kwaad. Maar waarheid op dat gebied zal nooit Zijn leven geven. Want we eten niet van de boom des levens. En alleen de vrucht van deze boom geeft leven. Het is belangrijk om dit onderscheid te beseffen! En het geldt voor heel veel onderwerpen waar we ons in ons denken mee bezig houden. Vraag je steeds af: is het ‘goed’? Of geeft het leven? Eet ik van de boom van de kennis van goed en kwaad? Of eet ik van de boom des levens?

In de Bijbel symboliseren bomen mensen. Psalm 1 vergelijkt een mens die het advies van goddelozen niet aanneemt maar zijn vreugde vindt in Zijn Wet, met een boom. In Zacharia 4 worden de twee gezalfden vergeleken met een boom. En als Jesjoea in Markus 8 een blinde man weer zicht geeft, dan ziet hij in eerste instantie mensen als bomen rondlopen (lopen bomen rond?). Als we dit verbinden met de twee bomen in de Hof, dan zijn dit twee verschillende mensen: een mens van wie je goed of kwaad kunt eten (aannemen), en een mens van wie je leven kunt eten (aannemen). Laten we van mensen eten van wie we weten dat Zijn leven, Zijn waarheid, in hen is, zodat we van de boom des levens eten. Zoals Paulus zegt in 1 Korinthe 2:4-7:

“En mijn spreken en mijn prediking bestonden niet in overtuigende woorden van menselijke wijsheid, maar in het betonen van geest en kracht, opdat uw geloof niet zou bestaan in wijsheid van mensen, maar in kracht van God. En wij spreken wijsheid onder de geestelijk volwassenen, maar een wijsheid niet van deze wereld, en ook niet van de leiders van deze wereld, die tenietgedaan worden. Wij spreken echter de wijsheid van God, als een geheimenis; een wijsheid die verborgen was en die God vóór alle eeuwen voorbestemd heeft tot onze heerlijkheid.”

Laten we ons uitstrekken naar meer dan goed, laten we ons uitstrekken naar leven! Laten we ons hart en denken steeds meer vullen met Zijn hogere en diepere geestelijke waarheid, zodat ook wij mensen leven te eten kunnen geven.

Jesjoea is het Leven. Hij is het Brood des Levens (Johannes 6:35), en Hij geeft ons Levend water (Johannes 4:10). Hij is de weg, de waarheid en het Leven (Johannes 14:6). Vernieuw je denken dus niet met het ‘goede’ van de wereld, maar laat je denken vernieuwen door Zijn onderwijs en waarheid (Efeze 4:21, 23). En Zijn onderwijs is geest, en geeft leven (Johannes 6:63).

“Want de wijsheid van deze wereld is dwaasheid bij God.” 1 Korinthe 3:19

Terug bij af (Jona deel 4)

In het eerste deel van deze serie studies over het boek Jona hebben we gezien dat dit boek veel symboliek bevat. We hebben gezien dat het hoofdthema van het boek het graf en de opstanding is. In het tweede deel van deze serie hebben we gezien hoe de symboliek verwijst naar de (geestelijke) opstanding van Jona. Doordat Jona omringd was door de waarheid van JHWH, kon hij sterven aan zijn leugens en dwalingen. In het derde deel hebben we de kracht gezien van Zijn zuivere waarheid, die we gaan spreken en onderwijzen als we (geestelijk) zijn opgestaan in nieuw (geestelijk) leven: het kan ervoor zorgen dat een hele 30- en 60-voudige stad zich bekeert van hun leugens en dwalingen. In dit laatste deel lijkt Jona weer terug bij af te zijn.

Als Jona ontdekt dat JHWH de aangekondigde vernietiging van Ninevé niet gaat uitvoeren omdat de stad zich had bekeerd tot Hem, ontsteekt hij in woede. Het woord dat in deze tekst met woede is vertaald, is het Hebreeuwse woord ra. We hebben in het eerste deel al gezien dat dit woord relatief vaak voorkomt in dit kleine boekje. En in het derde deel hebben we gezien dat het belangrijk is dit te interpreteren naar de context waarin het gebruikt wordt. Jona reageert hetzelfde als de oudste zoon in de gelijkenis van de verloren zoon (Lukas 15): de oudste zoon, die al dichtbij de Vader was, begreep het niet. En als we de Vader niet begrijpen, dan komt dat door leugens en dwalingen vanuit de mens die in ons denken zijn, op de plek waar Zijn waarheid zou moeten zijn.

Jona vraagt te mogen sterven. Hij zegt dat het beter is te sterven dan te leven. Jesjoea zegt in Lukas 9:24 dat wie zijn leven wil behouden, het zal verliezen, maar wie zijn leven zal verliezen, het zal behouden. Wanneer is het beter te sterven dan te leven? Als we sterven aan ons vlees, aan de leugens en dwalingen in ons denken. Want dan gaan we (geestelijk) leven.  

Jona verlaat de stad en gaat naar het oosten. Oosten verwijst naar de Messias. Het Hebreeuwse woord qedem (strong 6924) wordt vertaald met oost en ook met oud, oudsher, vanouds of eeuwig. Deze begrippen zijn dus met elkaar verbonden. In Psalm 74:12 wordt JHWH de Koning van oudsher (qedem) genoemd, die heil brengt. Het heil komt tot ons door de Messias. Bij de aankondiging van de geboorte van de Messias in Micha 5:1 wordt vermeld dat Zijn oorsprong van oudsher (qedem) is. In Jesaja 46:10 staat dat JHWH van oudsher (qedem) de dingen heeft verkondigd die nog niet hebben plaatsgevonden. Op Grote Verzoendag moet het bloed oostwaarts worden gesprenkeld (Leviticus 16:14). En Elisa moet de pijl van verlossing (verbonden met de Messias) naar het oosten schieten (2 Koningen 13:17). De geestelijke betekenis van woorden als oud of eeuwig verwijzen dus naar de Messias, maar ook de geestelijke betekenis van oost verwijst naar de Messias. De symbolische betekenis van de beschrijving dat Jona naar het oosten gaat, is dus dat hij zich tot Hem richt, tot Zijn waarheid.

Vervolgens maakt Jona een afdak om onder te zitten. Het Hebreeuwse woord dat in deze tekst met ‘afdak’ is vertaald, is soekah (strong 5521). Dit is hetzelfde woord voor de loofhut die tijdens het Loofhuttenfeest wordt gebouwd (Leviticus 23:34). Het geeft bedekking, bescherming, en verwijst ook weer naar het denken. We zijn onder de schaduw van Zijn vleugels, door Hem bedekt, ons denken en hart beschermd door de waarheid van Zijn denken en hart. O.a. Psalm 91 spreekt hierover (zie bijvoorbeeld vers 9, 10, 14: woning, tent, vesting).

JHWH zegent Jona met een wonderboom. Het Hebreeuwse woord dat hier wordt vertaald met wonderboom is qieqajon (strong 7021). Qieqajon wordt alleen in Jona gebruikt en kent geen verwant Hebreeuws woord, en daarom is het lastig om de geestelijke betekenis te onderzoeken vanuit andere Schriftplaatsen. Het is ook niet verwant aan het Hebreeuwse woord voor boom (etz, strong 6086). Volgens Genesius’ Lexicon is de qieqajon een snelgroeiende plant die al afsterft bij een kleine beschadiging. Het woord ‘kwelling’ in hetzelfde vers geeft ons wel aanwijzingen voor de geestelijke betekenis. Dit is namelijk wederom het Hebreeuwse woord ra (kwaad). De wonderboom moest Jona dus bevrijden van zijn kwaad, van de leugens en dwalingen die nog in zijn denken waren. En het is Zijn waarheid die ons daarvan bevrijdt. Jona was erg blij met de wonderboom; er is grote vreugde als we in Hem, in Zijn waarheid zijn (1 Samuël 2:1, Job 22:26, Psalm 9:3, 35:27, Filippenzen 4:4). Maar we moeten daar wel standvastig in zijn en vastberaden om ons denken door Zijn waarheid laten vernieuwen (Efeziërs 4:23). Het lijkt erop dat Jona dat niet was, want de wonderboom verdwijnt en Jona is nog niet bevrijd.

Vervolgens stuurt JHWH een verzengende oostenwind. Zoals we hierboven hebben gezien, verwijst oost naar de Messias. En het woord dat met wind is vertaald, is weer het Hebreeuwse woord roeach (Geest), zoals we ook in het eerste deel zagen. De wind staat dus ook hier symbool voor de waarheid, die afkomstig is van de Geest (wind) (Johannes 16:13).

Omdat Jona geen beschutting meer had van de wonderboom, scheen de zon rechtstreeks op hem. De zon staat symbool voor JHWH. De zon is de bron van het licht; het licht van de waarheid komt van JHWH. De eerste uitspraak van JHWH in de bijbel is “Laat er licht zijn” (Genesis 1:3). 1 Timotheüs 6:16 zegt dat Hij in een ontoegankelijk licht woont. In Psalm 84:12 wordt JHWH een zon genoemd, en in Maleachi 4:2 zal onder de vleugels van de Zon der gerechtigheid genezing zijn (zie ook weer Psalm 91). De Messias noemt Zichzelf het Licht van de wereld (Johannes 8:12). Johannes 5:19 zegt dat de Zoon niets van Zichzelf kan doen, alles wat Hij doet komt van de Vader. Tijdens de verheerlijking op de berg wordt de Messias van gedaante veranderd en Zijn gezicht straalde als de zon (Mattheüs 17:2, zie ook Openbaring 16:1). In Jesaja 30:26 is het licht van de zon zevenmaal sterker. Het getal zeven is in de bijbel verbonden met perfectie, volmaaktheid. Het perfecte licht, de volmaakte waarheid, komt van de Zon. In Prediker beschouwt de schrijver alles wat gebeurt ‘onder de zon’. Deze uitdrukking komt bovenmatig veel (27x) voor in het boek Prediker. De zon staat boven alles wat gebeurt, Hij staat boven alles. In Psalm 19:7 is niks verborgen voor de zon, zie ook Psalm 139:4. Deze laatste Psalm eindigt met het verlangen dat de gedachten van het hart welgevallig mogen zijn voor Hem. Voor mensen kunnen we de diepste gedachten van ons hart verbergen, soms zelfs voor onszelf. Maar de gedachten van ons hart zijn niet verborgen voor Hem. Hij doorgrondt en kent ons echt (Psalm 139:1-4, 23). De zon werd (en wordt) vaak aanbeden als god (Deuteronomium 4:19, Ezechiël 8:16). Maar we moeten het symbool niet aanbidden, we moeten Hem aanbidden waar de zon symbool voor staat.

De zon ‘stak’ op het hoofd van Jona. Het hoofd verwijst uiteraard weer naar het denken. Het woord dat met ‘stak’ wordt vertaald, is het Hebreeuwse woord nakah (strong 5221). Dit woord wordt meestal vertaald met slaan en met doden. Het drukt dus vernietiging uit en de geestelijke betekenis van vernietiging verwijst naar het vernietigen (doden) van de leugens en dwalingen in ons denken. De waarheid van JHWH confronteerde het denken (hoofd) van Jona. Jona raakte uitgeput. We kunnen uitgeput raken door de geestelijke strijd in ons denken, waarbij Zijn waarheid de leugens en dwalingen vanuit de mens in ons denken confronteert. Het is beter aan jezelf (je leugens en dwalingen) te sterven, zodat je geestelijk gaat leven (Romeinen 8:5-6).

JHWH vraagt tot twee keer toe aan Jona of zijn reactie terecht is. Jona beweert dat hij terecht in woede is ontstoken, zelfs tot de dood toe. Woede vanuit de mens leidt tot de dood. Als het niet vanuit Zijn waarheid in ons komt dan is het een zonde (Genesis 6:5), waarvan het loon de (geestelijke) dood is (Romeinen 6:23).

JHWH verwijt Jona dat hij wel de wonderboom ontziet, maar niet de stad Ninevé. Het Hebreeuwse woord dat met ‘ontziet’ wordt vertaald is choes (strong 2347) en dat betekent medelijden hebben. Jona had blijkbaar wel medelijden met de wonderboom die verging, maar niet met een grote stad vol mensen die zouden vergaan. Het lijkt erop dat Jona het aan het einde van deze geschiedenis nog steeds niet volledig begrepen heeft. De grote stad, die naar 30- en 60-voudige vrucht verwijst, wordt uiteindelijk compleet verlost. In de diepere geestelijke betekenis vertelt dit ons dat we uiteindelijk allen zullen groeien van 30-voudige, naar 60-voudige, naar 100-voudige geestelijke vrucht (gelijkenis van de zaaier, Mattheüs 13). We zullen allen in de Messias (geestelijk) levend gemaakt worden. Uiteindelijk ‘zal God alles in allen zijn’ (1 Korinthe 15:22-28).


– – – –

Dit is het laatste deel van een serie studies over het boek Jona. Vorige delen zijn te benaderen via de links die in de inleiding van dit blog staan.

De geestelijke betekenis van de woorden en begrippen in dit blog worden uitgebreider uitgelegd in mijn boek.

Rouw en bekering (Jona deel 3)

In het eerste deel van deze serie studies over het boek Jona hebben we gezien dat dit boek veel symboliek bevat. We hebben gezien dat het hoofdthema van het boek het graf en de opstanding is. En we hebben gezien dat het schip naar ons denken verwijst, de zee naar de Messias en ook naar het graf. In het tweede deel van deze serie hebben we gezien dat Jona stierf aan zichzelf, aan zijn leugens en dwalingen, in het water van de waarheid dat hem omringde. En dat hij vervolgens opstond in nieuw (geestelijk) leven, gesymboliseerd door het uitspuwen op het droge. In dit derde hoofdstuk van Jona, krijgt Jona een tweede kans. Het getal twee verwijst in deze context naar de opstanding in het volgende, het tweede ‘rijk’: en dat is Zijn Koninkrijk. Dit leg ik uitgebreider uit in mijn boek, bij de uitleg van de geestelijke betekenis van het getal twee.

In vers 1 wordt Jona, net als in hoofdstuk 1, weer geboden om op te staan. We hebben gezien dat opstaan verwijst naar opstaan in nieuw (geestelijk) leven. Jona wordt opnieuw gestuurd naar de stad, waarvan we in hoofdstuk 1 hebben gezien dat deze verwijst naar de dertig- en zestigvoudige vrucht van de gelijkenis van de zaaier (Mattheüs 13) en de leugens en dwalingen die daarmee verbonden zijn. Vers 2 vertelt ons dat Ninevé een stad was van drie dagreizen doorsnee. Het getal drie kan in deze context verwijzen naar de 3(0)-voudige vrucht uit de gelijkenis van de zaaier. Jona wordt gestuurd om Zijn woorden van waarheid te verkondigen aan mensen die vaststaan op de 30-voudige ‘trede’ van de geestelijke ‘ladder’, door leugens en dwalingen in hun denken. En deze keer gehoorzaamt Jona wel. Waar hij in hoofdstuk 1 opstond maar vervolgens afd(w)aalde, staat Jona in hoofdstuk 3 op en ging.

Jona moest prediken dat de stad ondersteboven zou worden gekeerd. Leugens en dwalingen in ons denken, waar de stad symbool voor staat, worden ondersteboven gekeerd door Zijn waarheid. Door het prediken van Zijn waarheid, worden de leugens en dwalingen in het denken vernietigd en gaan we geestelijk zien en horen. “Hoe zullen zij (geestelijk) horen, zonder iemand die predikt?” (Romeinen 10:14) De prediking van de waarheid blijkt effect te hebben, want de mensen van de stad gingen in JHWH geloven (vers 5). Hier zien we de kracht van Zijn zuivere waarheid, die we gaan spreken en onderwijzen als we (geestelijk) zijn opgestaan in nieuw (geestelijk) leven: als ons hart en denken vol van Zijn zuivere waarheid is van waaruit we vertellen, onderwijzen, getuigen.

De koning van Ninevé rouwde over zijn leugens en dwalingen, en als symbool daarvan trok hij een rouwgewaad aan (vers 6). Kleding verwijst in de bijbel naar een bepaalde staat van ons denken en hart (30-, 60- of 100-voud naar de gelijkenis van de zaaier); het verwisselen van kleding verwijst naar geestelijke groei. In Genesis 35:2 wordt reiniging (van ons denken) verbonden aan het verwisselen van kleding. Priesters moesten hun kleding verwisselen als ze gingen dienen in hun functie, voor het aangezicht van JHWH in de tempel (o.a. Leviticus 16:4). Efeziërs 4:22-24 legt de geestelijke betekenis hiervan uit: we moeten ons bekleden met de nieuwe mens, door de vernieuwing van ons denken. In de Hebreeuwse tekst staat in dit vers van Jona overigens niet het Hebreeuwse woord voor kleding of gewaad, maar het woord sag (strong 8242) dat de betekenis heeft van een zak waar o.a. graan in bewaard kon worden. Net zoals het schip en de vaten in hoofdstuk 1, is een zak een voorwerp dat inhoud kan bevatten en het verwijst daarom naar ons denken. De koning trok dus een symbool van de staat van zijn denken aan. Een symbool van rouw, omdat hij besefte dat zijn denken vol leugens en dwalingen zat.

Ook ging de koning van Ninevé in het stof zitten. Stof van de aarde is waar de aardse mens van gemaakt is en waar we weer naar zullen terugkeren (Genesis 3:19, 18:27). Het staat symbool voor het aardse denken: de leugens en dwalingen vanuit de mens, de eerste Adam (1 Korinthe 15:45); in tegenstelling tot het hemelse denken: Zijn gedachten (Jesaja 55:8), de tweede Adam (zie ook Job 30:19, Psalm 22:16, Jesaja 29:4). Daarom is het ook een teken van rouw (Jozua 7:6, Job 2:12, 42:6, Klaagliederen 2:10). Vervolgens stond de koning op, en dit verwijst weer naar opstanding in nieuw (geestelijk) leven, door de bekering van zijn denken.

Op bevel van de koning van Ninevé moest worden gevast, er mocht niets meer worden gegeten en gedronken. Geestelijk eten in de bijbel is het ‘eten’, tot ons nemen, van geestelijk voedsel: het brood van de waarheid (Deuteronomium 8:3, Johannes 6:32) of het brood van leugens en dwalingen vanuit de mens (Spreuken 4:17, 20:17, 23:3). Toen de mensen in Ninevé geloofden in de waarheid van JHWH, beseften ze dat ze het verkeerde geestelijke voedsel hadden gegeten: leugens en dwalingen. Dat mocht niet meer worden gegeten.

Waar de koning van Ninevé het eerste voorbeeld gaf, moest vervolgens de hele stad zich in rouwgewaden hullen. De stad moest zich bekeren van de leugens en dwalingen in hun denken, dat een ‘slechte weg’ (vers 8) en geweld tot gevolg heeft. We handelen naar wat er in ons hart en denken is. Leugens en dwalingen in ons denken hebben een slechte weg tot gevolg.

Uiteindelijk kreeg JHWH berouw over het kwade dat Hij gezegd had te gaan doen. Er is een wezenlijk verschil tussen het kwade van de mens en het kwade van JHWH. Het kwade van JHWH is gerechtigheid, het is oordeel dat de vernietiging van leugens en dwalingen in ons denken tot gevolg heeft. Het kwade van JHWH moet resulteren in bekering, in (terug)keren naar Hem. Het geneest, maakt vrij en geeft leven. Het kwade van de mens is het tegenovergestelde; het is verbonden met leugens en dwalingen en met ongerechtigheid. Het resulteert in wegvluchten van het aangezicht van JHWH (Jona 1:3), in afdwalen van Hem, zoals Jona steeds meer afd(w)aalde. Het houdt ons gebonden en geestelijk dood. Omdat de stad zich had bekeerd van de leugens en dwalingen, was het kwade van JHWH niet meer nodig.

– – – –

Dit is het derde deel van een serie studies over het boek Jona. Klik hier voor deel 4, het laatste deel.

De geestelijke betekenis van de woorden en begrippen in dit blog worden uitgebreider uitgelegd in mijn boek.

Het heil is van JHWH (Jona deel 2)

In het eerste deel van deze serie studies over het boek Jona, hebben we gezien dat dit boek veel symboliek bevat. We hebben gezien dat het hoofdthema van het boek het graf en de opstanding is. En ook het teken van Jona, waar Jesjoea naar verwees in de context van Zijn verblijf in het graf en Zijn opstanding, hebben we voorbij zien komen. Verder hebben we gezien hoe Jona steeds meer afd(w)aalde en dat hem steeds werd opgeroepen om op te staan. Ten slotte hebben we gezien dat het schip naar ons denken verwijst, dat de zee naar de Messias verwijst en dat deze ook wordt verbonden aan het graf. Aan het einde van hoofdstuk 1 wordt Jona door een grote vis opgeslokt en Jona 2 is een gebed van Jona vanuit het binnenste van de vis.

Jona bidt: “Ik riep uit mijn benauwdheid tot de HEERE en Hij antwoordde mij”. Geestelijke benauwdheid wordt veroorzaakt door leugens en dwalingen in ons denken. Als we ons in deze benauwdheid oprecht tot JHWH richten, dan antwoordt Hij graag door ons aan Zijn waarheid te herinneren. En door onze geestelijke ogen verder te openen voor de diepere waarheid van Zijn Woord, die ons denken en hart zal bevrijden en genezen. Jona zegt dat hij uit de schoot van het graf om hulp riep. Dit Hebreeuwse woord beten (strong 990) wordt, net zoals het binnenste van de vis in hoofdstuk 1, ook gebruikt in de context van de moederschoot. De moederschoot, of baarmoeder, wordt in deze tekst verbonden met het graf. Het graf van waaruit we geboren worden in nieuw leven; dit verwijst naar de (geestelijke) opstanding.

In de verzen 2 en 3 worden verschillende symbolen gebruikt om aan te geven waar Jona in werd geworpen: in het water, in het graf, in de diepte; de diepste diepte waar de Messias is (Psalm 68:23, 139:8). Deze symbolen verwijzen naar sterven, naar geestelijk sterven aan onszelf als we in Hem (de zee) zijn, het Levende water (Johannes 4) dat Jona omringde (vers 3). Want letterlijk is Jona niet dood. Jona werd geworpen in het hart van de zee, dat verwijst naar het hart van de Messias en naar de vernieuwing van ons hart (Ezechiël 36:26-27) door de waarheid van het Levende water.

Het Hebreeuwse woord dat in vers 3 met baren wordt vertaald is misjbar (strong 4867). Dit woord komt van het Hebreeuwse woord sjabar (strong 7665) en dat is het woord dat in Jona 1:4 wordt gebruikt met het dreigen te ‘breken’ van het schip. De ‘baren’ van Zijn waarheid breken ons denken, waardoor de leugens en dwalingen vanuit de mens uit ons denken kunnen verdwijnen (zie ook Psalm 42:8).

Het Hebreeuwse woord dat in vers 3 met golven wordt vertaald, is gal (strong 1530). Dit wordt in de bijbel vaak gebruikt in de context van een stenenhoop (o.a. in Genesis 31:46, 48, 51, 52, Jozua 7:26 en 2 Samuël 8:17). En steen (rots) verwijst naar de Messias (1 Korinthe 4:10). Deze golven ‘die over ons heen slaan’ verwijzen dus weer naar de waarheid van de Messias.

Jona zegt in vers 4 dat hij verstoten was van voor Zijn ogen. Verstoten verwijst naar leugens en dwalingen in ons denken, wat zonde ten diepste is (Genesis 6:5). Jona verliet zich op leugens en dwalingen, toen hij in hoofdstuk 1 wegging van het aangezicht van JHWH. Als we ons verlaten op leugens en dwalingen, dan is ons denken verstoten omdat we Zijn waarheid afwijzen. Maar Jona heeft hoop: hij gelooft dat hij Zijn tempel zal aanschouwen. Tempel verwijst, net als andere verblijfplaatsen in de bijbel, naar ons denken. We kunnen dit onder andere afleiden uit het feest van de ongezuurde broden (Exodus 12), dat symbolisch verwijst naar het verwijderen van zuurdeeg uit ons denken (huis). Jesjoea verbindt zuurdeeg in Mattheüs 16 aan het onderwijs van de Farizeeën en Saduceeën, dat dwaling was: gedachten en opvattingen vanuit de mens dus en niet Zijn gedachten. Het feest van de ongezuurde broden verwijst dus symbolisch naar het verwijderen van leugens en dwalingen, gedachten en opvattingen vanuit de mens, uit ons denken. En de tempelreiniging (Mattheüs 21) verwijst naar de reiniging van onze ‘tempel’, ons denken. Als Jona gelooft dat hij ooit Zijn tempel zal zien, dan verwijst dit naar Zijn gedachten, die hoger zijn dan de onze (Jesaja 55:8). Jona heeft dus de hoop dat zijn denken ooit naar het beeld van Zijn denken zal zijn (Jesaja 55:8), dat hij ooit (geestelijk) zal aanschouwen (zien) (Johannes 9:39).

In vers 5 zegt Jona dat water zijn leven bedreigde. Water kunnen we verbinden met het Levende water en dit betrekt Jesjoea op Zichzelf (Johannes 4). Hoe bedreigt Levend water ons leven? Jesjoea roept ons op om het Levende water te drinken dat Hij geeft (Johannes 4 en 7). Het is het water dat uit de rots (Messias) komt (Jesaja 48:21, 1 Korinthe 10:4). Dit water geeft juist leven. Water verwijst naar Zijn waarheid en die waarheid bedreigt ons ‘vlees’, de leugens en dwalingen in ons denken. De leugens en dwalingen in het denken van Jona hebben het benauwd door het levende water van de waarheid dat om hem heen is. Maar Zijn waarheid maakt vrij (Johannes 8:32). Het Hebreeuwse woord dat in dit vers wordt vertaald met watervloed is tehowm (strong 8415) en dat betekent diepte en verwijst weer naar het graf (zie bijvoorbeeld Psalm 71:20). Het woord dat in dit vers met zeewier wordt vertaald is het Hebreeuwse woord soef (strong 5488) dat in de bijbel met name wordt gebruikt in de context van de Rode (soef) zee. Dat is opmerkelijk, omdat deze twee geschiedenissen: de oversteek door de Rode Zee en deze geschiedenis van Jona, in de diepere geestelijke betekenis naar hetzelfde verwijzen. Ze verwijzen beide naar opstaan, of geboorte, in nieuw (geestelijk) leven.

In vers 6 daalt Jona verder af, een daling die in hoofdstuk 1 al werd ingezet. Jona daalt af in de aarde. Afdalen in de aarde verwijst weer naar het graf. Jona daalde niet letterlijk af in de aarde, want hij was in de zee. Jona zegt dat JHWH zijn leven uit het verderf omhoog trok. JHWH trekt ons omhoog uit het verderf dat onze leugens en dwalingen veroorzaken. Hij trekt ons omhoog, naar Hem (Zijn waarheid) toe, zodat we geestelijk leven ontvangen. JHWH brengt ons uit het graf naar nieuw leven, nieuw geestelijk leven. En dit is waar de opstanding naar verwijst (Ezechiël 37:12, 1 Samuël 2:6, Psalm 30:4).

In vers 7 zegt Jona dat zijn ziel in hem bezweek. Bezwijken verwijst weer naar leugens en dwalingen in ons denken, want dat is waaronder we ten diepste bezwijken. Als we bezwijken, dan moeten we leren aan Hem te denken: ons denken te vullen met Zijn waarheid. Het keren tot Zijn tempel (denken) in vers 7 verwijst naar hetzelfde.

Als we ons denken richten op afgoderij, dan verlaten we Hem (vers 8). Door afgoderij richten we ons namelijk op iets anders dan op JHWH. Geestelijke afgoderij is het geloven in leugens en dwalingen in ons denken, in plaats van Zijn waarheid. Of het een fysiek beeld is of een beeld, een leugen, in ons hoofd: het effect is hetzelfde. En de beelden in ons hoofd zijn lastiger te onderscheiden omdat die niet tastbaar, niet fysiek zichtbaar zijn. Waar in deze tekst vertaald wordt met ‘nietige afgoden’ staat in het Hebreeuws letterlijk: leugen (sjav, 7723) leegte (hebel, 1892). Als we dus leugens en leegte vereren, dan verlaten we Hem en Zijn goedheid (waarheid) voor ons.

In vers 9 roept Jona uit: het heil is van JHWH! In de Hebreeuwse grondtekst staat er: Jesjoea (heil) JHWH (HEERE)! Het heil, onze verlossing, is alleen van en door Hem! Verlossing van de leugens en dwalingen in ons denken kan alleen door Zijn waarheid. Zijn Woord is de waarheid (Johannes 17:17, 19). En Zijn Geest van de waarheid in ons, zal ons leiden in heel de waarheid (Johannes 16:13). Zijn waarheid maakt vrij (Johannes 8:31-32).

Aan het einde van dit hoofdstuk komt er eindelijk verlossing voor Jona: hij wordt uitgespuwd. Jona werd omringd door (levend) water, waardoor hij zich in zijn denken kon bekeren tot de waarheid die hem omringde. En vervolgens staat Jona op in (nieuw) leven. Dit gebeurt na drie dagen, dezelfde drie dagen dat Jesjoea in het graf was: het teken van Jona (Mattheüs 12:39-40). Het getal drie verwijst in deze context dan ook naar opstanding in nieuw (geestelijk) leven (zie ook Hosea 6:2). Jona werd uitgespuwd op ‘het droge’. De oversteek van het volk Israël door de Rode (soef) zee was ook op droge grond (Exodus 14:22). We hebben hierboven gezien dat deze twee geschiedenissen in de geestelijke betekenis naar hetzelfde verwijzen; het zijn symbolen voor nieuw leven. Dezelfde ‘droge grond’ vinden we in Jozua 4:22, waar het volk de Jordaan oversteekt richting het beloofde land.

– – – –

Dit is het tweede deel van een serie studies over het boek Jona. Klik hier voor deel 3.

De geestelijke betekenis van de woorden en begrippen in dit blog worden uitgebreider uitgelegd in mijn boek.

In de vis (Jona deel 1)

In het boek Jona wordt veel gebruik gemaakt van symboliek. Jona staat bekend om zijn ongehoorzaamheid aan een opdracht van JHWH, waardoor hij 3 dagen en 3 nachten opgesloten raakt in een grote vis. Vervolgens gehoorzaamt hij alsnog, maar als de oudste zoon van Lukas 15 raakt Jona verbolgen als Ninevé zich bekeert en het oordeel wordt afgewend. Het boek Jona wordt beschouwd als een boek over bekering en vergeving, zelfs voor heidenen waarvan het kwaad is opgestegen tot Zijn aangezicht (Jona 1:2). Dat is de reden dat dit boek in de Joodse traditie elk jaar wordt voorgelezen tijdens Grote Verzoendag. Het hoofdthema van het boek is echter het graf en de opstanding; daar wees Jesjoea ons ook op. Jesjoea verbindt de 3 dagen en 3 nachten in de vis, als het teken van Jona, aan Zijn verblijf in het graf en Zijn opstanding (Mattheüs 12:39-40). Jona is een profeet (2 Koningen 14:25), die woorden van waarheid van JHWH moest spreken. In vers 1 zien we de naam van zijn vader al daarop wijzen. Amitthai betekent ‘mijn waarheid’.

In het boek Jona komt een aantal woorden relatief vaak voor en dat is opvallend gezien de geestelijke betekenis van dit boek. Het Hebreeuwse woord gadol (strong 1419), dat groot betekent, wordt bijvoorbeeld relatief vaak gebruikt in dit boek. Het komt in dit kleine boekje 14 keer voor. De stad was groot, de wind en de storm waren groot, de mannen waren ‘groot’ (erg) bang, ze vreesden JHWH ‘groot’ (zeer), de vis was groot, de mensen in de stad waren groot en klein, in de stad waren rijks’groten’, Jona vond het ‘groot’ (volstrekt) kwalijk, maar was ook ‘groot’ (erg) blij met de wonderboom. Het lijkt erop dat JHWH wil aangeven dat dit kleine boek ‘groot’ in betekenis is. Ook het Hebreeuwse woord ra (strong 7451), dat kwaad betekent, komt relatief vaak voor in dit kleine boek: 8 keer. In het algemeen verwijst dit woord naar het kwade in ons denken en dat zijn leugens en dwalingen vanuit de mens. Dit staat tegenover het goede in ons denken: de waarheid van JHWH. Maar in hoofdstuk 3 zullen we zien dat de context belangrijk is. Het Hebreeuwse woord qoem (strong 6965), dat opstaan betekent, komt 6 keer voor in dit boek en verwijst naar het hoofdthema: de opstanding, opstaan in nieuw (geestelijk) leven.

De eerste stad die in de bijbel wordt genoemd is de stad die Kaïn bouwt, nadat hij door JHWH wordt weggezonden omdat hij zijn broer Abel heeft gedood (Genesis 4). Dit hint al niet naar een positieve betekenis. De volgende stad die in de bijbel wordt genoemd is Ninevé (Genesis 10:11); de stad waar ook de geschiedenis van Jona over gaat. Het was een grote stad in Assyrië; het waren dus heidenen waar Jona door JHWH naar toe werd gestuurd. Het patroon zet zich verder door naar de stad Babel (Genesis 11) en de vernietiging van de stad Sodom (Genesis 18en 19). De stad waar het in Jona over gaat is groot (gadol, 1419). Groot in omvang en groot in kwaadheid. De geestelijke betekenis van stad verwijst naar de fasen van dertigvoudige en zestigvoudige geestelijke groei (vrucht) uit de gelijkenis van de zaaier (Mattheüs 13:8); naar de leugens en dwalingen die met deze fasen verbonden zijn. De fasen van geestelijke groei van 30-voudige, 60-voudige en 100-voudige vrucht zijn afgeleid uit de gelijkenis van de zaaier (Mattheüs 13:8).

Het eerste woord van JHWH tegen Jona is dat hij moet opstaan (vers 2). Opstaan verwijst naar opstanding in nieuw (geestelijk) leven. Jona stond wel op (vers 3), maar niet in nieuw (geestelijk) leven. Jona vluchtte weg van het aangezicht van JHWH, hij vluchtte weg van Zijn waarheid. Opstaan verwijst naar omhoog, maar Jona ging naar omlaag: hij daalde af. En we zien in dit hoofdstuk dat Jona steeds verder afd(w)aalt: twee keer in vers 3, in vers 5 en ten slotte in vers 15 in de zee.

Zoals alle voorwerpen in de bijbel die inhoud kunnen bevatten, verwijst ook het schip waar Jona aan boord ging naar ons denken. Tarsis was een hele andere kant op: naar het westen, in plaats van naar het oosten waar Ninevé lag. Een denken (schip) dat de andere kant opgaat, of dat weggaat van het aangezicht, de waarheid, van JHWH, is een denken dat zich laat vullen met leugens en dwalingen vanuit de mens. De symboliek bevestigt hier dus dat Jona afdwaalde van de waarheid van JHWH door zijn denken te vullen met leugens en dwalingen vanuit de mens.

Het schip dreigde te breken. Het breken van een voorwerp dat inhoud kan bevatten, verwijst in de bijbel naar het ‘breken’ van ons denken. De inhoud van ons denken zijn gedachten; van waarheid of van leugens en dwalingen. Als ons denken gebroken wordt, dan betekent dit dat de leugens en dwalingen eruit verdwijnen als we Zijn waarheid aannemen. Want als een voorwerp breekt, dan stroomt de inhoud eruit. Het is het proces van de vernieuwing van ons denken (Efeziërs 4:23). Opvallend in deze context is het Hebreeuwse woord dat hier wordt vertaald met ‘dreigen’ te breken. Dit Hebreeuwse woord chasjab (strong 2803) wordt elders in de bijbel ook vertaald met denken of bedenken. Letterlijk ‘dacht’ het schip er dus aan te gaan breken. En dit bevestigt de diepere geestelijke betekenis.

Het schip dreigde te breken door een hevige wind, wat de vertaling van het Hebreeuwse woord roeach (strong 7307) is. Roeach betekent ook geest, of de Geest van JHWH. We zagen al dat het breken van het schip verwijst naar de vernieuwing van ons denken: het verwijderen van de leugens en dwalingen vanuit de mens door het aannemen Zijn waarheid. Roeach verwijst naar Zijn Geest van waarheid (Johannes 16:13). Door de werking van Zijn Geest van waarheid (roeach, wind) op ons schip (denken), wordt ons denken gebroken en vernieuwd. Het woord dat in dezelfde tekst met storm wordt vertaald, is hetzelfde Hebreeuwse woord als de storm waarmee Elia in de hemel werd opgenomen (2 Koningen 2:1, 11) en de storm van waaruit JHWH tot Job spreekt (Job 38:1, 40:6). Het is een storm vanuit JHWH.

De zeelieden werpen vervolgens lading overboord. Deze ‘lading’ van het denken (schip) is de inhoud van het denken: gedachten dus. Lading is de vertaling van het Hebreeuwse woord kelie (strong 3627) dat vat betekent, en een vat is ook een voorwerp dat inhoud heeft. Het overboord werpen van de inhoud (gedachten), verwijst naar het verwijderen van de leugens en dwalingen uit ons denken. Dat is overbodige ballast, dat we in de zee moeten werpen.

Waar verwijst de zee dan naar? De zee verwijst symbolisch naar de Messias. De zee is een groot wateroppervlak. Water verwijst naar de waarheid die de Messias ons onderwijst (Johannes 17:17): het Levende water (Johannes 7). Het water van de waarheid komt uit de zee (Job 14:11). Prediker 1:7 zegt dat naar de plaats (zee) vanwaar de rivieren vol (levend) water kwamen, ze daarheen terugkeren, om vandaar uit weer te gaan stromen. Zijn Woord keert niet vruchteloos terug (Psalm 55:11). De zee is zout; zout zuivert en verwijst naar Zijn waarheid die ons denken en hart zuivert van leugens en dwalingen vanuit de mens. De hele wereld is gegrondvest op de zee (Psalm 24:2), op de Messias dus. De Messias bedwingt de zee (Mattheüs 8) en loopt op de zee (Mattheüs 14:25). In Openbaring 4:6 is er een glazen zee als kristal voor de troon. In Openbaring 15:2 staan de overwinnaars bij deze zee. Als we onze leugens en dwalingen, de inhoud van het schip en de vaten, dus in de zee werpen, dan werpen we ze in de Messias waar ze vernietigd worden door Zijn waarheid.

De zee wordt in de bijbel verbonden met het graf, ook hier in Jona. De zee is de diepste diepte. In Psalm 68:23 brengt JHWH ons terug uit de diepten van de zee: dit verwijst naar opstanding in nieuw (geestelijk) leven. Hij is boven in de hemel, en Hij is beneden in het graf (Psalm 139:8). 1 Petrus 3:19 bevestigt dit, als daar staat dat de Messias in de gevangenis heeft gepredikt. Dit verwijst naar de gevangenen in het graf. Hij predikt Zijn waarheid in het graf. In het graf worden we getroost (Ezechiël 31:16); daar is het beste, daar krijgen we Levend water. Vanuit het graf is opstanding, vanuit de dood naar nieuw leven. We sterven in Hem, wat sterven aan onszelf betekent, sterven aan onze leugens en dwalingen (Mattheüs 16:25). En dit geeft (geestelijk) leven (2 Timotheüs 2:11). We hebben alleen (geestelijk) leven in de Messias (Johannes 11:26). JHWH doodt en Hij maakt levend, Hij laat ons in het graf neerdalen en Hij zal ons er weer uit doen oprijzen (1 Samuël 2:6, Ezechiël 37:12).

Jona daalt steeds verder af: van het schip, naar het ruim van het schip, naar de zee. Afdalen is naar beneden, richting het graf. Opstijgen, of opstaan, is richting de (geestelijke) hemel. In het schip was Jona in een diepe slaap gevallen. Ook dit verwijst naar (geestelijke) dood. Hetzelfde Hebreeuwse woord wordt gebruikt in Richteren 4:21, waar Jaël een tentpin door het hoofd van Sisera drijft. Ook Lazarus was in een diepe slaap in Johannes 11:11; hetzelfde geldt voor het dochtertje van Jaïrus (Markus 5:39). Deze diepe slaap is een symbool voor de (geestelijke) dood. In vers 6 wordt Jona door de kapitein opgeroepen om op te staan, want hij lag (geestelijk) te slapen. We kunnen het ons niet permitteren om geestelijk dood te zijn, geestelijk te slapen. We moeten opstaan: geestelijk groeien. En dat doen we door Hem aan te roepen (vers 6): door ons te keren tot Zijn waarheid.

De zee (Messias) werd steeds onstuimiger (vers 11). Zijn waarheid wordt steeds confronterender, totdat we ‘breken’. Dit is geestelijke strijd: Zijn waarheid tegenover de leugens en dwalingen vanuit de mens. In vers 12 zegt Jona dat ze hem maar in de zee moeten werpen. Als we ons in de zee werpen, als we ‘in’ de waarheid van de Messias zijn, dan wordt ons denken bevrijd (Johannes 8:31-32).

Als Jona in de zee wordt geworpen, dan beschikt JHWH een grote vis om hem op te slokken. Het Hebreeuwse woord dat met opslokken wordt vertaald, betekent ook vernietigen. Wat in de geestelijke betekenis vernietigd moet worden, zijn de leugens en dwalingen vanuit de mens in ons denken. Dit opslokken, of vernietigen, verwijst dus naar het vernietigen van de leugens en dwalingen in ons denken door Zijn waarheid. De vis is in de zee, dus in de Messias. Het Hebreeuwse woord dat hier met vis wordt vertaald is dag (strong 1709). Het grondwoord van dag is dagah (strong 1711) en dat betekent groeien. Dat staat in verbinding met de geestelijke groei die we vinden in de gelijkenis van de zaaier: van dertigvoudige, naar zestigvoudige, naar honderdvoudige vrucht. Als we ‘in’ de Messias blijven (Johannes 15:5), in Zijn waarheid, dan gaan we geestelijk groeien. De vis verwijst symbolisch naar de waarheid van de Messias waar Jona ‘in zat’, waardoor hij uiteindelijk op kon staan in nieuw leven.

Jona verbleef drie dagen en drie nachten in de zee, in het binnenste van de vis. Deze drie dagen en drie nachten is het teken waar Jesjoea naar verwijst als Hij Zijn dood en opstanding aankondigt (Mattheüs 12:39-40). Ook Jesjoea was drie dagen en drie nachten in het graf. Het ‘binnenste’ van de vis is de vertaling van het Hebreeuwse woord meah (strong 4578), dat o.a. in Genesis 15:4, 25:23, Ruth 1:11, 2 Samuël 16:11 en Psalm 71:6 wordt gebruikt in de context van voortbrengen uit de moederschoot: geboorte dus. Dit verwijst naar wedergeboorte in nieuw (geestelijk) leven. En dat is ook wat met Jona gebeurt na die drie dagen en drie nachten (Jona 2:10).

– – – –

Dit is het eerste deel van een serie studies over het boek Jona. Klik hier voor deel 2.

De geestelijke betekenis van de woorden en begrippen in dit blog worden uitgebreider uitgelegd in mijn boek.

Bescherm je hart

“Bescherm je hart boven alles wat te behoeden is, want daaruit zijn de uitingen van het leven.”
Spreuken 4:23

Deze tekst maakt duidelijk hoe enorm belangrijk het is (‘boven alles’) om ons hart te beschermen. Want alles wat we doen of niet doen, spreken of niet spreken, komt voort uit wat er in ons hart is.

We kunnen ons hart beschermen door het te vullen met de juiste dingen. Door ons hart en denken op Hem te richten. Daarin de juiste keuzes te maken. De tekst zegt dat vanuit ons hart ‘de uitingen van het leven’ komen. We leven dus vanuit wat er in ons hart is. In de mate dat Zijn waarheid in ons hart is, leven we daaruit. Maar als er naast Zijn waarheid nog dingen vanuit de mens in ons hart zitten (leugens en dwalingen), van onszelf of aangenomen van anderen, dan leven we (deels) daaruit. En dat is te merken in onze handelingen en in wat we spreken (Mattheüs 15:8-11). En ook in de mate waarin we vrij zijn (Johannes 8:31-34).

We beschermen ons hart door het actief te vullen met Zijn waarheid, de waarheid van Zijn Woord. Als we passief blijven, dan houden leugens en dwalingen vanuit de mens de overhand. Als we naar de context kijken van dit vers uit Spreuken 4, dan zien we dat het over de wijsheid gaat, Zijn wijsheid moet in ons hart zijn. De context zegt verder: verlaat Zijn onderricht niet (vers 2), laat je hart Zijn woorden vasthouden (vers 4), vergeet Zijn woorden niet (vers 5), heb ze lief en ze zullen je beschermen (vers 6), sla acht op Zijn woorden (vers 20), bewaar ze in je hart (vers 21), want ze zijn leven en ze zijn genezing (vers 22, zie ook weer Johannes 8:31-34).

Vers 9 zegt dat Zijn wijsheid een bevallige krans voor ons hoofd zal zijn. Hoofd verwijst naar ons denken. En denken en hart zijn in de bijbel verbonden. We ontvangen de hele dag boodschappen in ons denken: van anderen, van onszelf, of vanuit de geestelijke wereld. Met ons denken beslissen we wat we als waarheid in ons hart opslaan. En van daaruit leven we, van daaruit zijn de ‘uitingen van ons leven’. Om ons hart te beschermen is het dus heel belangrijk om te filteren wat we daarin opslaan. En de filter is de waarheid van Zijn Woord in ons denken.

Hoe bescherm jij je hart?

Als Zijn heerlijkheid onze tabernakel vervult

“Toen overdekte de wolk de tent van ontmoeting, en de heerlijkheid van de HEERE vervulde de tabernakel.” Exodus 40:34

De heerlijkheid van JHWH vervulde de tabernakel. Wauw, hoe zou dat eruit gezien hebben? Hoe indrukwekkend zal dat geweest zijn! We kunnen proberen ons daar een voorstelling van te maken, maar dat zal altijd beperkt zijn.

In de geestelijke betekenis verwijzen verblijfplaatsen zoals huis of tent in de bijbel naar ons denken. En dat geldt ook voor de tempel, en dus ook voor de tabernakel in deze tekst. 

Hoe weten we dat verblijfplaatsen in de bijbel verwijzen naar ons denken? Tijdens het feest van de ongezuurde broden (Exodus 12) moet het zuurdeeg uit de huizen verwijderd worden. Jesjoea waarschuwt in Mattheüs 16 voor het zuurdeeg van de Farizeeën. In vers 12 wordt duidelijk dat Hij hiermee verwijst naar het onderricht van de Farizeeën, dat Jesjoea afkeurde. Het was niet Zijn waarheid. En wat niet Zijn waarheid is, is leugen en dwaling vanuit het menselijk denken. De symboliek van het feest van de ongezuurde broden verwijst dus naar het verwijderen van het zuurdeeg van leugen en dwaling. En waaruit moet dit zuurdeeg dan verwijderd worden? Leugen en dwaling zit in ons denken, en in ons hart. Als Jesjoea in Mattheüs 7:24 zegt dat we verstandig zijn als we ons huis op de rots bouwen, dan bedoelt Hij dat we verstandig zijn als we ons denken op Hem ‘bouwen’. Rots verwijst in de bijbel namelijk naar Jesjoea (1 Korinthe 10:4). Hij moet het fundament zijn van al onze gedachten. En als Paulus in Handelingen 7:24 zegt dat JHWH niet woont in tempels die met handen gemaakt zijn, dan bedoelt hij dat Hij woont in ons denken en in ons hart.

Terug naar Exodus 40:34. Als de tabernakel verwijst naar ons denken, dan wil JHWH ons denken vervullen met Zijn heerlijkheid. Wauw, laat dat eens tot je doordringen…

Als JHWH ons denken vervult met Zijn heerlijkheid, dan vervult Zijn waarheid ons denken. Leugens en dwalingen vanuit het menselijk denken zullen dan verdwijnen. Laat je denken dus vernieuwd worden (Efeziërs 4:23) door het te vullen met Zijn heerlijkheid, met de waarheid van Zijn Woord (Johannes 17:17). Dan zal Zijn waarheid je vrijmaken (Johannes 8:32). 

Hoe zullen zij horen, zonder iemand die predikt?

“HEERE, wie zal verblijven in Uw tent? Wie zal wonen op Uw heilige berg? Hij die oprecht wandelt en gerechtigheid beoefent, die met zijn hart de waarheid spreekt.” Psalm 15:1-2

In mijn vorige blog schreef ik dat Psalm 15 vooral lijkt te gaan om onze daden, omdat er staat dat wie deze daden doet in Zijn tent zal verblijven en zal wonen op Zijn heilige berg en voor eeuwig niet zal wankelen. Maar, legde ik uit, ook dit Schriftgedeelte verwijst weer dieper door naar ons hart en denken. En er zit nog een diepere geestelijke verwijzing in de specifieke daden die in Psalm 15 genoemd worden.

De diepere geestelijke betekenis van de daden die in deze psalm genoemd worden, verwijst naar het onderwijzen van Zijn waarheid die harten en gedachten verandert (Hebreeën 4:12). In de diepere geestelijke betekenis vertelt deze psalm ons dat we Zijn waarheid zullen onderwijzen als we verblijven in Zijn tent (Zijn gedachten). En deze twee zaken zijn nauw met elkaar verbonden, het één kan niet zonder het ander. Want om volmaakt Zijn waarheid te kunnen onderwijzen, zonder dat deze in welke mate dan ook is vermengd met leugens en dwalingen vanuit het denken van de mens, moeten we volledig in Zijn denken zijn, moeten Zijn gedachten volledig onze gedachten zijn (Jesaja 55:8). En dat is hét kenmerk waarmee we de honderdvoudige geestelijke vrucht uit de gelijkenis van de zaaier kunnen onderscheiden van de dertigvoudige en de zestigvoudige vrucht. Bij de honderdvoudige vrucht zijn geen leugens en dwalingen vanuit de mens meer in het denken, waardoor zuiver de waarheid van JHWH wordt onderwezen. In de bijbelstudie op mijn website leg ik uitgebreider uit hoe de vruchten uit de gelijkenis van de zaaier verwijzen naar geestelijke groei.

Naast de focus op de eeuwige dingen die we niet zien (2 Korinthe 4:18) en het zoeken van Zijn Koninkrijk binnenin ons, in ons hart en denken (Mattheüs 6:33, Lukas 17:21), spoort de bijbel ons ook aan tot het verkondigen, onderwijzen, van Zijn waarheid. En niet alleen in het Nieuwe Testament. 1 Kronieken 16:23 zegt dat we de boodschap van Zijn heil elke dag moeten vertellen, Psalm 9:2 zegt dat we van Zijn wonderen zullen vertellen en Psalm 96:10 dat we de heidenen moeten vertellen dat Hij regeert. Exodus 35:34 maakt duidelijk dat het JHWH is Die in ons hart het vermogen geeft om anderen te leren (zie ook Handelingen 1:8). En in Mattheüs 10:7, 24:14 en Markus 16:15 zegt Jesjoea dat we het evangelie moeten verkondigen. Welk evangelie? Het evangelie dat Hij Zelf verkondigde, het evangelie van het Koninkrijk (Mattheüs 9:35, Lukas 4:43), het Koninkrijk binnen in ons (Lukas 17:21), in ons hart en denken. Want: “hoe zullen zij horen, zonder iemand die predikt?” (Romeinen 10:14).

Hoe verwijst de diepere geestelijke betekenis van de daden die in Psalm 15 worden genoemd naar het onderwijzen van Zijn waarheid?

hij die oprecht wandelt …

In de bijbel wordt wat afgereisd: heen en weer, maar ook op en neer in de hemelse gewesten (2 Koningen 2:11, Daniël 10, Johannes 3:31, Jakobus 1:17, Openbaring 4:1). De diepere geestelijke betekenis van deze bewegingen verwijst naar onze geestelijke bewegingen en dat is wat ‘beweegt’ vanuit ons hart en denken, van de één naar de ander. Het verwijst naar het ‘bewegen’, het uitwisselen, van gedachten van ons hart (Genesis 6:5), onze meningen en opvattingen, of van Zijn hart. Het verwijst dus naar het onderwijzen van (geestelijke) leugens en dwalingen, of van Zijn waarheid. We wandelen (bewegen) oprecht, als we Zijn waarheid onderwijzen en geen (geestelijke) leugens en dwalingen vanuit het denken van de mens. Dan verkondigen we het zuivere evangelie van het Koninkrijk. Efeziërs 6:15 zegt dat onze voeten geschoeid moeten zijn met de bereidheid van het evangelie. En Paulus zegt in Romeinen 10:15: “Hoe lieflijk zijn de voeten van hen die vrede verkondigen, van hen die het goede verkondigen!” Hij verwijst hier naar Jesaja 52:7 “Hoe lieflijk zijn op de bergen de voeten van hem die het goede boodschapt, die vrede laat horen, die een goede boodschap brengt van het goede, die heil laat horen, die tegen Sion zegt: Uw God is Koning.” En in deze tekst zien we de berg weer terug, die verwijst naar Zijn denken (zie mijn blog Zijn we al op Zijn berg). Onze voeten zijn dus lieflijk als we vanuit Zijn denken Zijn waarheid onderwijzen. Als we spreken, dan moeten we Zijn woorden spreken (1 Petrus 4:11).

… en gerechtigheid beoefent

We beoefenen gerechtigheid als we door het verkondigen, onderwijzen, van Zijn waarheid anderen de gelegenheid geven om Zijn waarheid aan te nemen in hun denken en hart en daardoor geestelijk te groeien naar de honderdvoudige vrucht uit de gelijkenis van de zaaier. Gerechtigheid en waarheid zijn met elkaar verbonden in de bijbel (Spreuken 12:17, Jesaja 48:1, Zacharia 8:8, Romeinen 1:18, 2 Thessalonicenzen 2:10, 12). Ongerechtigheid is het verkondigen, onderwijzen, van leugens en dwalingen vanuit het denken van de mens (Romeinen 1:18).

die met zijn hart de waarheid spreekt …

Het spreken (onderwijzen) van de waarheid spreekt voor zich. We spreken vanuit wat er in ons hart is. Is Zijn waarheid in ons hart, dan zullen we waarheid spreken en onderwijzen. Zijn er leugens en dwalingen vanuit de mens in ons hart, dan zullen we leugens en dwalingen spreken en onderwijzen, of dan zal ons onderwijs van Zijn waarheid vermengd zijn met leugens en dwalingen.

… die met zijn tong niet lastert en geen smaad jegens zijn naaste op de lippen neemt

Woorden van laster of smaad komen ook uit ons hart en ze verraden de leugens en dwalingen vanuit de mens die in ons hart zijn. Het verkondigen van leugens en dwalingen vanuit de mens, in plaats van Zijn waarheid, lastert de waarheid van Zijn Woord en daardoor het Levende Woord zelf.

… zijn vrienden geen kwaad doet

We doen anderen kwaad als we hen niet Zijn waarheid onderwijzen, maar leugens en dwalingen vanuit de mens. Of als we Zijn waarheid vermengen met leugens en dwalingen vanuit de mens. Zo verhinderen we hun geestelijke groei naar de honderdvoudige geestelijke vrucht uit de gelijkenis van de zaaier en verhinderen we hun groei naar Zijn beeld (Efeziërs 4:15).

Ik sluit af met een ernstig woord van JHWH in Ezechiël 33:8-9:

“Als Ik tegen de goddeloze zeg: Goddeloze, u zult zeker sterven, en u hebt niet gesproken om de goddeloze te waarschuwen voor zijn weg, dan zal die goddeloze in zijn ongerechtigheid sterven, maar zijn bloed zal Ik van uw hand eisen. Maar wat u aangaat, als u de goddeloze voor zijn weg gewaarschuwd hebt om hem daarvan te bekeren en hij zich niet van zijn weg bekeert, dan zal híj in zijn ongerechtigheid sterven, maar ú hebt uw leven gered.”

Het is dus een ernstige zaak om te zoeken naar Zijn waarheid, om ons denken en hart daarmee te vullen waardoor de leugens en dwalingen verdwijnen; en om vervolgens Zijn zuivere waarheid door te geven aan anderen.

“Predik het Woord. Volhard daarin, gelegen of ongelegen. Weerleg, bestraf, vermaan, en dat met alle geduld en onderricht.” 2 Timotheus 4:2

Wie zal verblijven in Zijn tent?

“HEERE, wie zal verblijven in Uw tent? Wie zal wonen op Uw heilige berg?” Psalm 15:1

In mijn vorige blog Ik wil horen Uw zachte stem schreef ik hoe tent, woning en andere verblijfplaatsen in de bijbel verwijzen naar het denken. Dit blog schreef ik naar aanleiding van het lied van Mozes en de Israëlieten in Exodus 15. In dit lied staat dat Hij Zijn volk leidt naar Zijn heilige woning en hen zal planten op Zijn berg. Hetzelfde principe, maar in andere bewoordingen, vinden we terug in Psalm 15. Als tent verwijst naar het denken, dan verwijst de tent van JHWH naar Zijn denken, naar Zijn gedachten.

In Psalm 15 staat wie verblijven zal in Zijn tent en op Zijn heilige berg. Dat is iedereen die oprecht wandelt, gerechtigheid beoefent, woorden van waarheid spreekt en niet van laster of smaad, geen kwaad doet, trouw blijft aan zijn eed, zijn geld niet uitleent tegen rente en een geschenk ten nadele van de onschuldige niet aanvaardt. De psalm sluit af met “wie deze dingen doet, zal niet wankelen, voor eeuwig”. Deze psalm lijkt ons te vertellen dat het vooral om onze daden gaat. Maar de psalm begint met Zijn tent en Zijn heilige berg en beide begrippen verwijzen naar Zijn gedachten (zie voor berg mijn blog Zijn we al op Zijn berg) die onze gedachten moeten worden (Jesaja 55:8). Hoe is dit verbonden met onze daden?

Vers 2 van deze psalm noemt als eigenschap van degene die zal verblijven in Zijn tent en op Zijn heilige berg, dat hij “met zijn hart de waarheid spreekt”. En hier raken we de kern. Alle in deze psalm genoemde zaken kunnen we alleen volmaakt doen als ons hart Zijn hart is. En ons hart wordt Zijn hart, als we ons denken vullen met Zijn gedachten van waarheid. Dat is het proces van het vernieuwen van ons denken dat Efeziërs 4 beschrijft. In de verzen 17 t/m 19 van dit hoofdstuk wordt gedrag genoemd van de oude mens, voortkomend uit het menselijk denken (“de zinloosheid van hun denken”, “verduisterd in het verstand”, vers 17 en 18) en hart (“verharding van hun hart”, vers 18). Vervolgens roepen de verzen 22 en 23 op deze oude mens af te leggen en vernieuwd te worden in het denken; vernieuwd te worden door de waarheid van het onderwijs van Jesjoea (vers 21). En ten slotte geven de verzen 24 t/m 32 aan wat dit vernieuwde denken uitwerkt: daden van rechtvaardigheid en heiligheid (vers 24), vanuit het denken dat vernieuwd is door Zijn waarheid. Dezelfde oprechte wandel en beoefening van gerechtigheid die Psalm 15:2 ook noemt. We moeten de focus dus verleggen; van onze buitenkant: ons handelen, naar onze binnenkant: een veranderd denken en hart.

Dit maakt ook Jesjoea duidelijk in Mattheüs 5:27-28, waar Hij aangeeft dat niet alleen de daad van overspel zonde is, maar dat die zonde gepleegd wordt in het hart. Het al dan niet uitvoeren van deze gedachten van het hart, is volgens Jesjoea dus geen voorwaarde om deze zonde begaan te hebben. En als overspel betekent dat we iemand anders begeren dan degene aan wie wij toebehoren, dan plegen we overspel tegenover Hem waar leugens en dwalingen vanuit de mens nog in ons hart en denken zijn op de plek waar Zijn waarheid zou moeten zijn. Het gaat dus ten diepste om de “gedachtespinsels van het hart”, dat volgens Genesis 6:5 de oorzaak was van de zondvloed. De bijbelse definitie van zonde raakt ten diepste dus ons hart en denken (gedachtespinsels van ons hart), en niet de handelingen die daaruit voort kunnen komen. Zichtbare handelingen zijn geen voorwaarde om bijbels gezien te zondigen, het denken leidt al tot de (geestelijke) dood (Romeinen 6:23, 8:5-6). Ook in Jeremia 18:12 en 1 Korinthe 7:37 wordt duidelijk dat wie in zijn hart iets besloten heeft, daar vervolgens naar zal handelen. Zondige daden zijn een symptoom van een onveranderd hart, een hart dat nog niet één is met het hart van JHWH.

Zonde is dus het denken van de mens dat niet één is met de gedachten van JHWH. En alles wat niet één is met Hem, is dwaling en leugen. Het fundament van elke zondige gedachte of handeling is een leugen, die vernietigd moet worden door Zijn waarheid. Hoe veranderen we dus ons denken, zodat ons denken Zijn denken wordt en vervolgens ons hart Zijn hart? Dat doen we door ons denken te vullen met de diepere waarheid van Zijn Woord, die de leugens en dwalingen uit ons denken zal verwijderen. Zo zullen we veranderen naar Zijn beeld (Efeziërs 4:15, 24). En dan zullen we verblijven in Zijn tent (Zijn denken) en wonen op Zijn heilige berg (Zijn denken), en daardoor oprecht gaan wandelen en gerechtigheid beoefenen (Psalm 15:2). Dan zijn Zijn gedachten onze gedachten, en daarom Zijn wegen ook onze wegen (Jesaja 55:8). Dan doen we zoals Jesjoea deed, die niets deed zonder dat Hij het de Vader zag doen (Johannes 5:19). Dan “zullen we niet wankelen, voor eeuwig” (Psalm 15:5), omdat ons huis (denken) is gefundeerd op de waarheid van de Rots (Jesjoea) en niet op de leugens en dwalingen vanuit het denken van de mens van de aarde (zand) (Mattheüs 7:24-27).

“Dit zeg ik dan en getuig ervan in de Heere, dat u niet meer wandelt zoals de andere heidenen wandelen, in de zinloosheid van hun denken, verduisterd in het verstand, vervreemd van het leven dat uit God is, door de onwetendheid die in hen is, door de verharding van hun hart. (…) en dat u vernieuwd wordt in de geest van uw denken, en u bekleedt met de nieuwe mens, die overeenkomstig het beeld van God geschapen is, in ware rechtvaardigheid en heiligheid.” Efeziërs 4:17-18, 23-24

USA