Blog

De bedekking die teniet wordt gedaan in Christus

“Maar hun gedachten werden verhard, want tot op heden blijft diezelfde bedekking bij het lezen van het Oude Testament, zonder te worden weggenomen. Die bedekking wordt tenietgedaan in Christus.”
2 Korinthe 3:14

De (letterlijke) uitleg van de bedekking die op de Joden is gelegd, is meestal dat ze niet kunnen zien dat de Profeten verwijzen naar het feit dat Jesjoea de Messias is, omdat er een bedekking in hun denken (vers 14: “maar hun gedachten werden verhard”) en hart (vers 15: “tot op heden ligt er, wanneer Mozes gelezen wordt, een bedekking op hun hart”) is.

Deze uitleg zou inderdaad kunnen worden afgeleid uit deze vertaling van vers 14, maar vers 15 zegt specifiek dat die bedekking op hun hart ligt als Mozes wordt voorgelezen. Met het voorlezen van Mozes wordt de Wet bedoeld, en niet de Profeten. De bedekking heeft dus betrekking op de Wet, en niet op de Profeten. Deze vertaling van vers 14 lijkt te zeggen dat die bedekking betrekking heeft op het hele Oude Testament, dus ook op de Profeten. Maar het Griekse woord diatheke dat in vers 14 is vertaald met testament, kan ook worden vertaald met verbond. En in de Hebreeuwse tekst (ik gebruik de Dalman-Delitzsch) staat in dit vers het Hebreeuwse woord berit, dat verbond betekent.

Hetzelfde Griekse woord diatheke staat bijvoorbeeld in:
Handelingen 3:25 “U bent kinderen van de profeten en van het verbond (diatheke) dat God met onze vaderen sloot, toen Hij tegen Abraham zei: En in uw Nageslacht zullen alle geslachten van de aarde gezegend worden.”
Handelingen 7:8 “En Hij gaf hem het verbond (diatheke) van de besnijdenis; en zo verwekte hij Izak en besneed hem op de achtste dag, en Izak verwekte en besneed  Jakob, en Jakob de twaalf aartsvaders.”
Romeinen 9:4 “Zij zijn immers Israëlieten; voor hen geldt de aanneming tot kinderen en de heerlijkheid en de verbonden (diatheke) en de wetgeving en de eredienst en de beloften.”
Galaten 3:17 “Dit nu zeg ik: Het verbond (diatheke), dat eertijds door God rechtsgeldig was gemaakt met het oog op Christus, wordt door de wet, die na vierhonderddertig jaar gekomen is, niet krachteloos gemaakt om de belofte teniet te doen.”
Galaten 4:24 “Deze dingen hebben een zinnebeeldige betekenis; want deze vrouwen zijn de twee verbonden (diatheke): het ene, dat van de berg Sinaï, dat kinderen voortbrengt voor de slavernij, dat is Hagar.”

Het gaat in de context van 2 Korinte 3 dus om de Wet en niet om de Profeten. En het gaat specifiek om de letter van de Wet die tegenover de Geest van de Wet wordt gezet. Door de bedekking zagen de Israëlieten alleen de letter, en niet de Geest onder de letter:

Vers 6-7: “Hij heeft ons namelijk bekwaam gemaakt om dienaars van het nieuwe verbond te zijn, niet van de letter, maar van de Geest; want de letter doodt, maar de Geest maakt levend. Als nu de bediening van de dood, met letters in stenen gegrift, in heerlijkheid was, zodat de Israëlieten hun ogen niet op het gezicht van Mozes gericht konden houden vanwege de heerlijkheid van zijn gezicht, hoewel die tenietgedaan zou worden”

En die bedekking kan inderdaad niet worden weggenomen buiten Jesjoea de Messias om. Die bedekking wordt weggenomen door Zijn onderwijs. En om Zijn onderwijs te geloven, moet je Hem geloven. En Zijn onderwijs begrijpen gaat niet zonder hulp van de Geest, Die pas in ons komt als we Jesjoea geloven.

Vers 13 verklaart dat Mozes zijn gezicht bedekte zodat de Israëlieten hun ogen niet gericht zouden houden op het einddoel van wat tenietgedaan wordt (de letter):

“Mozes, die een bedekking op zijn gezicht legde, opdat de Israëlieten hun ogen niet gericht zouden houden op het einddoel van wat tenietgedaan wordt”

In dit vers lijkt te staan dat de Israëlieten in die tijd nog niet het einddoel van de letterlijke wet mochten zien en dat de Geest onder de letter dus om een reden verborgen is gehouden. Ook Mattheüs 13:17 spreekt over dingen die tot dan toe verborgen waren:

“Want voorwaar, Ik zeg u dat veel profeten en rechtvaardigen verlangd hebben te zien wat u ziet, en zij hebben het niet gezien; en te horen wat u hoort, en zij hebben het niet gehoord.”

Door die bedekking konden de Israëlieten ziende niet zien en horende niet horen.

“Zij hebben ogen om te zien, maar zij kijken niet, zij hebben oren om te horen, maar zij luisteren niet” Ezechiël 12:2

“Luister voortdurend, maar u zult het niet begrijpen. Zie voortdurend, maar u zult het niet opmerken.” Jesaja 6:9

En: “die bedekking wordt tenietgedaan in Christus.” 2 Korinthe 3:14

In vers 18 staat het doel van dit alles: te veranderen naar het beeld van Jesjoea: “Wij allen nu, die met onbedekt gezicht de heerlijkheid van de Heere als in een spiegel aanschouwen, worden van gedaante veranderd naar hetzelfde beeld, van heerlijkheid tot heerlijkheid, zoals dit door de Geest van de Heere bewerkt wordt.”

We hebben nu gezien waar de bedekking precies over ligt, en hoe deze teniet wordt gedaan. Maar waar verwijst die bedekking geestelijk naar? De bedekking die ons het zicht op de diepere waarheid ontneemt, zijn de leugens en dwalingen waar we in geloven waardoor we deze waarheid niet kunnen zien. En daar kunnen we flink in vastzitten.

“En daarom zal God hun een krachtige dwaling zenden, zodat zij de leugen geloven.” 2 Thessalonicenzen 2:11.

Het is dus belangrijk om de leugens en dwalingen waar we in geloven te laten ontmaskeren door het onderwijs van Jesjoea, door Zijn Woord. Zijn Woord reinigt ons.

“Mannen, heb uw eigen vrouw lief, zoals ook Christus de gemeente liefgehad heeft en Zich voor haar heeft overgegeven, opdat Hij haar zou heiligen, door haar te reinigen met het waterbad door het Woord” Efeziërs 5:25-26

Zijn onderwijs schijnt licht op de leugens en dwalingen die in ons hart en denken zijn en door het aannemen van de waarheid van Zijn onderwijs worden deze leugens en dwalingen vernietigd. Hierdoor krijgen we meer geestelijk zicht en groeien we “met een onbedekt gezicht” naar geestelijke volwassenheid, want we worden hierdoor “van gedaante veranderd naar hetzelfde beeld, van heerlijkheid tot heerlijkheid, zoals dit door de Geest van de Heere bewerkt wordt.”

JHWH wil een schat in onze zakken geven

“Vrede zij u, wees niet bevreesd. Uw God en de God van uw vader heeft u een schat in uw zakken gegeven.”
Genesis 43:23

Het hele Woord drukt uit dat JHWH ons een schat in onze zakken wil geven. Wat wordt hiermee bedoeld? Wat is de geestelijke betekenis van deze begrippen in het Woord?

Kolossenzen 2:2-3 geeft het antwoord op de vraag wat de schat is:

“opdat hun harten bemoedigd mogen worden, samengevoegd in de liefde, en zij tot heel de rijkdom van de volle zekerheid van het inzicht mogen komen, om het geheimenis te leren kennen van God, en van de Vader en van Christus, in Wie al de schatten van de wijsheid en van de kennis verborgen zijn.”

De schat is wijsheid en kennis. En deze tekst geeft aan dat die zijn verborgen in Jesjoea. De schatten van wijsheid en kennis zijn verborgen in het onderwijs van Jesjoea, in de geheimenissen, die over het Koninkrijk gaan. In Mattheüs 13:11 geeft Jesjoea antwoord op de vraag van Zijn discipelen waarom Hij in gelijkenissen spreekt:

“Hij antwoordde en zei tegen hen: Omdat het u gegeven is de geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen te kennen, maar aan hen is het niet gegeven.”

In Kolossenzen 2:2-3 staat dat als we inzicht in deze geheimenissen krijgen, als we die schat mogen ontdekken, dat ons hart dan bemoedigd wordt. Ons hart wordt bemoedigd door de wijsheid en kennis van de geheimenissen van het onderwijs van Jesjoea over het Koninkrijk, omdat deze waarheid ons in staat stelt om de leugens en dwalingen uit ons hart en denken te verwijderen. Als je die verborgen schat vindt, dan wil je alles ervoor verkopen volgens Mattheüs 13:44:

“Het Koninkrijk der hemelen is ook gelijk aan een schat, in de akker verborgen, die iemand vond en verborg; en van blijdschap daarover gaat hij heen en verkoopt alles wat hij heeft, en koopt die akker.”

We hebben in vers 11 van ditzelfde hoofdstuk gezien dat de gelijkenissen over het Koninkrijk gaan. Mattheüs 6:33 zegt dat we het Koninkrijk moeten zoeken:

“Maar zoek eerst het Koninkrijk van God”

In deze tekst wordt gedoeld op het Koninkrijk binnen in ons, zoals Lukas 17:21 zegt:

“En men zal niet zeggen:  Zie hier of zie daar, want, zie, het Koninkrijk van God is binnen in u.”

Wat bedoelt Jesjoea in de gelijkenis van de schat in de akker uit Mattheüs 13:44 met het verkopen van alles wat je hebt, om deze schat van wijsheid en kennis in ons hart en denken te kunnen kopen? Met verkopen doelt Hij hier op het afstand doen van alle leugens en dwalingen in ons hart en denken, zodat we ons hart en denken kunnen vullen met die schat van wijsheid en kennis. En zo ontwikkelt het Koninkrijk zich in ons, waar de teksten van Mattheüs 6:33 en Lukas 17:21 hierboven naar verwijzen.

Het is deze schat die we moeten verzamelen volgens Mattheüs 6:19-21:

“Verzamel geen schatten voor u op de aarde, waar mot en roest ze verderven, en waar dieven inbreken en stelen; maar verzamel schatten voor u in de hemel, waar geen mot of roest ze verderft, en waar dieven niet inbreken of stelen; want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.”

en volgens 1 Timotheüs 6:19:

“Zo verzamelen zij voor zichzelf een schat: een goed fundament voor de toekomst, opdat zij het eeuwige leven verkrijgen.”

Deze schat geeft eeuwig geestelijk leven. Door het ontvangen van steeds dieper geestelijk inzicht, door het steeds meer ontdekken van de diepe waarheid die de leugens en dwalingen uit ons denken en hart verwijdert, groeien we geestelijk en dat geeft leven. En dat is het beste fundament voor onze toekomst, die deze tijdelijke aarde overstijgt. Deze schat geeft volgens onze begintekst van Genesis 43:23 ook vrede, sjalom. Wijsheid en kennis van JHWH geeft vrede in ons hart. Leugens en dwalingen roven die vrede weg.

Mattheüs 6:19 noemt ook een schat op de aarde en Mattheüs 12:35 noemt een slechte schat:

“De goede mens brengt goede dingen voort uit de goede schat van het hart, en de slechte mens brengt slechte dingen voort uit de slechte schat.”

Als de goede schat verwijst naar wijsheid en kennis die in het onderwijs van Jesjoea verborgen is, dan verwijst de slechte schat, of de schat op de aarde, naar onze eigen ‘wijsheid’ en ‘kennis’: de dwalingen en leugens in ons hart. Dat maakt ons volgens deze tekst een slecht mens. Om een, in de ogen van JHWH, goed mens te kunnen worden moeten er goede schatten van wijsheid en kennis van Jesjoea in ons hart zijn.

De geestelijke betekenis van de schat hebben we nu gevonden. In onze begintekst van Genesis 43:23 staat dat JHWH deze schat heeft gegeven. Dat alleen JHWH deze schat van wijsheid en kennis kan geven, is duidelijk. Wijsheid en kennis komt van JHWH, en niet uit het hart en denken van de mens. Deze tegenstelling zagen we ook hierboven in Mattheüs 12:35. De goede schat komt van JHWH, de slechte schat komt uit ons eigen hart.

Genesis 43:23 zegt dat JHWH ons deze schat in onze zakken geeft. Als de geestelijke betekenis van schat verwijst naar wijsheid en kennis, waar verwijst de zak dan naar? Een zak is gevuld, heeft inhoud. In deze tekst is de inhoud een schat: wijsheid en kennis. Wijsheid en kennis is in ons denken en in ons hart. De geestelijke betekenis van een zak verwijst dus naar ons denken en ons hart, daar waar wijsheid en kennis van JHWH of onze eigen ‘wijsheid’ en ‘kennis’ is. Waarheid, of leugens en dwalingen dus.

Waar vinden we dit bevestigd?

In Leviticus 11:32 staat dat een zak onrein kan zijn:

“Verder is alles waarop iets van die dieren valt als ze dood zijn, onrein: elk houten voorwerp, of een kledingstuk, of een huid, of een zak”

Ons denken en hart is onrein, als het onreine gedachten bevat. En dat zijn leugens en dwalingen. Onze eigen ‘wijsheid’ en ‘kennis’ dus, de slechte schat van Mattheüs 12:35.

In Micha 6:10-11 wordt (on)reinheid ook aan een zak verbonden:

“Zijn er in het huis van de goddeloze nog schatten door goddeloosheid verkregen en een krappe efa, wat te verfoeien is? Zou Ik rein zijn met een goddeloze weegschaal en met een zak valse weegstenen?”

Deze tekst zegt dat een zak, een denken en hart, met valse weegstenen ons onrein maakt. Deuteronomium 25:13 zegt dat we niet twee verschillende weegstenen in onze zak, in ons denken, mogen hebben:

“U mag niet twee verschillende weegstenen in uw zak hebben, een grote en een kleine.”

Dit is weer verbonden met de goede schat en de slechte schat in ons hart uit Mattheüs 12:35. Onze weegstenen zijn vals, als het leugens en dwalingen zijn. We moeten maar één soort weegsteen in onze zak, in ons denken, hebben. En dat is natuurlijk de waarheid en wijsheid van JHWH.

De tekst van Micha 6:10-11 hierboven noemt ook schatten die door goddeloosheid zijn verkregen. Dit zijn de slechte schatten van Mattheüs 12:35: de leugens en dwalingen in ons hart en denken. Die zijn door goddeloosheid verkregen, doordat we ons niet richtten op JHWH, op Zijn wijsheid, maar op de leugens en dwalingen vanuit het denken van de mens. En die zijn te verfoeien volgens deze tekst. Deze goddeloze schatten zijn in het huis van de goddeloze. De geestelijke betekenis van huis verwijst ook naar ons denken. Dat leg ik uit in mijn boek, in hoofdstuk “De schaal en het oordeel van de schalen”. De gelijkenis van Lukas 6:47-49, over de wijze man en de dwaze man die hun huis bouwden op rots of op aarde, verwijst hiernaar:

“Ieder die naar Mij toe komt en Mijn woorden hoort en ze doet, Ik zal u laten zien aan wie hij gelijk is. Hij is gelijk aan een man die een huis bouwde: hij groef en diepte uit en legde het fundament op de rots. Toen de hoge vloed kwam, sloeg de waterstroom tegen dat huis aan en kon het niet doen wankelen, want het was op de rots gefundeerd. Maar wie ze gehoord en niet gedaan zal hebben, is gelijk aan een man die een huis bouwde op de aarde zonder fundament. Toen de waterstroom ertegenaan sloeg, stortte het meteen in, en de val van dat huis was groot.”

De dwaze man bouwde zijn huis, zijn denken, op de aarde. Dit is weer verbonden met de schat op de aarde uit Mattheüs 6:19, die we niet moeten verzamelen. Ons denken bouwen op de aarde, op onze eigen ‘wijsheid’ en ‘kennis’, zorgt dat we vallen. Volgens Kolossenzen 3:1-2 moeten we de dingen bedenken die boven zijn, dat is de waarheid van JHWH, en niet de dingen die op de aarde zijn, dat zijn de leugens en dwalingen vanuit het denken van de mens. We moeten ons denken vullen met de waarheid van JHWH boven en niet met de leugens en dwalingen vanuit het denken van de mens van de aarde:

“Als u nu met Christus opgewekt bent, zoek dan de dingen die boven zijn, waar Christus is, Die aan de rechterhand van God zit. Bedenk de dingen die boven zijn en niet die op de aarde zijn.”

“Wie van boven komt, is boven allen; wie uit de aarde is, is uit de aarde en spreekt uit de aarde. Wie uit de hemel komt, is boven allen.” Johannes 3:31

De wijze man in deze gelijkenis bouwde zijn huis, zijn denken, op de rots. Rots verwijst in het Woord naar Jesjoea. Dat maakt bijvoorbeeld 1 Korinthe 10:4 duidelijk:

“ Zij dronken namelijk uit een geestelijke rots, die hen volgde; en die rots was Christus.”

De wijze man bouwde dus zijn denken op, vulde zijn denken met, de waarheid en wijsheid van Jesjoea. En dat is de waarheid en wijsheid die Hij in de geheimenissen van het Koninkrijk onderwees.

De tempel is ook een huis, het huis van JHWH. De tempelreiniging door Jesjoea in Mattheüs 21:12-13 verwijst naar het reinigen van ons denken, van de leugens en dwalingen die we in ons denken “gekocht”, aangenomen, hebben waardoor we er een rovershol van hebben gemaakt:

“En Jezus ging de tempel van God binnen en dreef allen die in de tempel verkochten en kochten naar buiten, en keerde de tafels van de wisselaars om en de stoelen van hen die de duiven verkochten. En Hij zei tegen hen: Er is geschreven: Mijn huis zal een huis van gebed genoemd worden; maar u hebt er een rovershol van gemaakt.”

Wij mensen hebben, anders dan de dieren, van JHWH het geschenk van ons denken, ons intellect, ontvangen. Maar net zoals de fysieke tempel die regelmatig geschonden en daarom tot twee keer toe vernietigd werd, hebben we van ons denken door het te vullen met leugens en dwalingen vanuit de mens in plaats van de waarheid van JHWH, een onrein rovershol gemaakt.

Terug naar de geestelijke betekenis van de zak. Mattheüs 9:17 is verbonden met onze begintekst over de schat die JHWH in onze zakken wil geven:

“Ook doet men geen nieuwe wijn in oude leren zakken; anders barsten de zakken, en de wijn stroomt eruit, en de zakken gaan verloren; maar men doet nieuwe wijn in nieuwe zakken, en beide blijven behouden.”

Nieuwe wijn verwijst naar de waarheid van JHWH in ons denken. Dit leg ik uit in mijn boek, in hoofdstuk “Jesjoea droeg onze zonden”. Onze begintekst van Genesis 43:23 zegt dat het JHWH is die ons een schat: Zijn wijsheid en waarheid, in onze zakken: ons denken geeft. Het is een geschenk van JHWH Zelf. Deze nieuwe wijn van de waarheid moeten we in nieuwe zakken doen, in een door Hem vernieuwd denken. Met onze oude zakken, ons onreine denken vol leugens en dwalingen, kunnen we de waarheid van JHWH niet ontvangen. Ons oude denken kan de waarheid niet bevatten, omdat de leugens en dwalingen in de weg zitten. Nieuwe wijn, waarheid van JHWH, moet in nieuwe zakken, een vernieuwd denken naar Efeziërs 4:23:

“en dat u vernieuwd wordt in de geest van uw denken”

Nu we weten dat zakken geestelijk verwijzen naar ons denken en ons hart, wordt ook de diepere betekenis van andere verzen uit Genesis 44 duidelijk. In Genesis 44:1 worden de zakken gevuld met voedsel:

“Hij gebood degene die over zijn huis ging: Vul de zakken van deze mannen met voedsel, zoveel als ze kunnen dragen, en stop ieders geld boven in zijn zak.”

Als de geestelijke betekenis van zakken verwijst naar ons denken, wat is dan het voedsel waar we ons denken mee kunnen vullen? Dat kan voedsel van de waarheid zijn, dat is het manna van JHWH, of voedsel van de leugen, en dat is leugenbrood vanuit het denken van de mens van de aarde:

“Hij verootmoedigde u, Hij liet u hongerlijden en Hij liet u het manna eten, dat u niet kende en ook uw vaderen niet gekend hadden, om u te laten weten dat de mens niet alleen van brood leeft, maar dat de mens leeft van alles wat uit de mond van de HEERE komt.” Deuteronomium 8:3

“Leugenbrood smaakt de mens zoet, maar daarna heeft hij zijn mond vol kiezelstenen.” Spreuken 20:17

Johannes 6:27 zegt dat Jesjoea ons dit eeuwige voedsel geeft van waarheid, wijsheid en kennis. Hij geeft het ons in Zijn onderwijs over het Koninkrijk.

“Werk niet om het voedsel dat vergaat, maar om het voedsel dat blijft tot in het eeuwige leven, dat de Zoon des mensen u geven zal”

En Genesis 44:11-12 sluit het mooi af:

“Zij haastten zich en ieder zette zijn zak op de grond, en ieder opende zijn zak. En hij doorzocht ze, beginnend bij de oudste en eindigend bij de jongste; en de beker werd gevonden in de zak van Benjamin.”

In deze tekst worden zakken doorzocht. Het is JHWH Die onze zakken, Die ons hart en denken, doorzoekt.

“Ik, de HEERE, doorgrond het hart, beproef de nieren.” Jeremia 17:10

“Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart, beproef mij en ken mijn gedachten.” Psalm 139:23

Laat dat ons verlangen zijn, om zo te groeien naar geestelijke volwassenheid, naar de ontwikkeling van Zijn Koninkrijk binnen in ons.

De twee vrouwen in het Woord

“Maar Ik zeg u: Wie zijn vrouw verstoot anders dan om hoererij en met een ander trouwt, die pleegt overspel, en wie met de verstotene trouwt, pleegt ook overspel.”
Mattheüs 19:9

Het woord vrouw heeft, afhankelijk van de context waarin het wordt gebruikt, twee verschillende geestelijke betekenissen. Dit leg ik uit in mijn boek, in hoofdstuk ‘De vrouw’. Een vrouw kan verwijzen naar de geestelijke status van 100-voud, of naar de geestelijke status van 60-voud. De geestelijke statussen 30-voud, 60-voud en 100-voud zijn afgeleid van de gelijkenis van de zaaier uit Mattheüs 13. De 60-voud vrouw pleegt geestelijke hoererij vanuit het hart en denken dat hoort bij de geestelijke status van 60-voud, waarin leugens en dwalingen uit het denken van de mens regeren en niet de 100-voud waarheid van JHWH. De 100-voud vrouw heeft de dwalingen en leugens uit het denken en hart verwijderd en is daardoor gegroeid naar de geestelijke status van 100-voud.

Beide vrouwen komen in deze tekst voor.
Volgens deze tekst mag je een vrouw alleen verstoten vanwege hoererij. Een 60-voud vrouw pleegt geestelijke hoererij, doordat ze zich wendt tot de leugens en dwalingen in haar denken in plaats van de 100-voud waarheid van JHWH die haar wordt onderwezen door de 100-voud. Omdat zij die waarheid heeft afgewezen, is zij verstoten van de geestelijke status van 100-voud. Om die reden moeten we volgens de tekst niet met deze verstoten 60-voud vrouw trouwen. Een 60-voud vrouw moet (geestelijk) verstoten worden, omdat zij geestelijke hoererij pleegt. Met deze vrouw moeten we dus niet één willen worden (zie voor eenwording ook het blog Twee worden één), we moeten ons niet willen verbinden met de geestelijke status van 60-voud en de leugens en dwalingen die daarbij horen. Want als we dat wel doen, dan verhindert dat onze groei naar de geestelijke status van 100-voud.

Volgens deze tekst mag je een vrouw die geen hoererij heeft gepleegd, niet verstoten. Alleen de 100-voud vrouw pleegt geen geestelijke hoererij omdat zij, anders dan de geestelijke status van 30-voud en 60-voud, zich richt op de waarheid van JHWH en niet op de leugens en dwalingen uit het denken van de mens. Een 100-voud vrouw wordt verstoten als de waarheid en wijsheid van JHWH die zij onderwijst wordt afgewezen door de 30- en 60-voud. De tekst zegt dat als we een 100-voud vrouw verstoten en met een andere vrouw (dan blijft de 60-voud vrouw over) trouwen, dat we dan overspel plegen. We plegen geestelijk overspel, omdat we ons verbinden (trouwen) met de andere, 60-voud vrouw en de leugens en dwalingen van de mens die daarbij hoort, in plaats van de waarheid van JHWH die ons door de 100-voud vrouw wordt aangereikt.

Als de tekst zegt dat we overspel plegen als we ons verbinden (trouwen) met een vrouw die is verstoten, dan wordt verwezen naar de 60-voud vrouw die door de leugens en dwalingen in haar denken is verstoten van de geestelijke status van 100-voud. Als we met deze 60-voud vrouw trouwen, dan verbinden we ons met die leugens en dwalingen en dan plegen we geestelijk overspel omdat we voor de leugens en dwalingen uit het denken van de mens kiezen in plaats van de waarheid van JHWH. Geestelijk gezien moeten we ons dus verbinden met de 100-voud vrouw, op die manier groeien we naar de geestelijke status van 100-voud. Als we ons verbinden met een verstoten 60-voud vrouw, en dus met de leugens en dwalingen vanuit het denken van de mens en niet met de waarheid van JHWH, dan verhindert dat onze geestelijke groei en volwassenwording naar de geestelijke status van 100-voud.

Hoe kunnen we ons verbinden met 100-voud? We verbinden ons met 100-voud als we ons richten op de waarheid van JHWH, als we kritisch zijn met wat we als waarheid aannemen in ons denken en hart. We verbinden ons met 100-voud als we de waarheid van het Woord geestelijk leren zien en omarmen. Want het Woord is waarheid en onze enige houvast en het voedt onze geest. En de onderliggende consistente patronen in het Woord die verwijzen naar het Koninkrijk, helpen ons om niet af te wijken. Daarvoor is onderscheid nodig van onderwijs dat we ontvangen: is het onderwijs de waarheid van boven en zien we die bevestigd in de geestelijke betekenis van het Woord die door de patronen in het Woord wordt onthuld? Of is het vanuit interpretatie van de mens (jezelf of een ander) beneden? De Geest van waarheid helpt ons hierbij, als we leren luisteren naar Hem en Zijn Woord in plaats van naar wat in onze eigen gedachten of in de gedachten van anderen is.

(Overigens is de geestelijke betekenis van het woord vrouw natuurlijk van toepassing op fysieke vrouwen én mannen.)

Twee worden één

“Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zich aan zijn vrouw hechten, en die twee zullen tot één vlees zijn. Dit geheimenis is groot; maar ik spreek met het oog op Christus en de gemeente.”
Efeziërs 5:31-32

Paulus wijst in deze tekst op een ‘groot geheimenis’, hij wil een belangrijke diepere geestelijke betekenis duidelijk maken. Ook Jesjoea verwijst in Mattheüs 19 naar deze tekst uit Genesis 2:24. In vers 11 zegt Hij: “Niet allen vatten dit woord, maar alleen zij aan wie het gegeven is.”

Paulus vergelijkt het letterlijke huwelijk met het één vlees worden, de eenwording, van Jesjoea met Zijn gemeente. Twee worden één. Zoals ik in mijn boek, hoofdstuk ‘Één – echad’ heb uitgelegd, is volkomen eenheid met elkaar en met Jesjoea en de Vader alleen mogelijk als je geestelijke volwassenheid, of de status van 100-voud, hebt bereikt. De geestelijke statussen 30-voud, 60-voud en 100-voud zijn afgeleid van de gelijkenis van de zaaier uit Mattheüs 13. We kunnen pas volkomen één, een eenheid, zijn met Jesjoea en de Vader, én met elkaar, als we volledig zijn afgestemd op en in harmonie zijn met het hart, de gedachten en de wil van JHWH. Alleen het hart en denken dat bij de geestelijke status van 100-voud hoort voldoet daaraan, omdat alleen in het hart van de 100-voud volledig de waarheid van JHWH regeert. In het hart en denken dat bij de geestelijke status van 30- en de 60-voud hoort, regeren in meer (30-voud) of mindere (60-voud) mate leugens en dwalingen van de mens en die verhinderen eenwording met Jesjoea en de Vader. De diepere geestelijke betekenis van deze tekst verwijst dus naar de eenwording met Jesjoea en het gaan lijken op Jesjoea als we groeien naar de geestelijke status van 100-voud.

Deze tekst uit Efeziërs 5 zegt dat degene die daarnaar toe groeit, zijn vader en moeder zal verlaten. De geestelijke betekenis van moeder verwijst naar de geestelijke status van 60-voud. Dit leg ik uit in mijn boek, in hoofdstuk ‘De vrouw’. Als we groeien naar de geestelijke status van 100-voud, dan verlaten we de geestelijke status van 60-voud. Om te groeien naar de geestelijke status van 100-voud, moeten we de leugens en dwalingen die horen bij de geestelijke status van 30- en 60-voud verlaten.

Deze tekst zegt ook dat een man zich aan zijn vrouw zal hechten. De geestelijke betekenis van vrouw kan afhankelijk van de context verwijzen naar de geestelijke status van 60-voud of van 100-voud. Dit leg ik uit in mijn boek, in hoofdstuk ‘De vrouw’. De strekking van deze tekst is geestelijke groei naar de geestelijke status van 100-voud. In de context van deze tekst wordt dus verwezen naar de 100-voud vrouw, waaraan we ons zouden moeten willen hechten om geestelijk verder te groeien.

Concluderend roept deze tekst dus op om ons te hechten aan (te groeien naar) de geestelijke status van 100-voud en daardoor één te worden met deze 100-voud vrouw (met iedereen die de geestelijke status van 100-voud bereikt heeft) en daardoor ook één te worden met Jesjoea, ons voorbeeld van 100-voud geestelijke volwassenheid.

(Overigens is de geestelijke betekenis van het woord vrouw natuurlijk van toepassing op fysieke vrouwen én mannen.)

Hoe Bileam op Jesjoea lijkt

“God kwam ’s nachts tot Bileam en zei tegen hem: Kwamen die mannen soms om u te ontbieden? Sta op, ga met hen mee, maar u mag alleen dat doen, wat Ik tot u spreken zal. (…) En de engel van JHWH zei tegen Bileam: Ga met deze mannen mee, maar alleen het woord dat ik tot u spreken zal, mag u spreken. Daarop ging Bileam met de vorsten van Balak mee. (…) Toen zei Bileam tegen Balak: Zie, ik ben nu naar u toe gekomen; zal ik nu echter ook maar iets kunnen spreken? Het woord dat God mij in de mond legt, zal ik spreken. (…) Bileam antwoordde en zei tegen Balak: Heb ik niet tot u gesproken: Alles wat JHWH zal spreken, dat zal ik doen? (…) Al zou Balak mij zijn huis vol zilver en goud geven, ik zal het bevel van JHWH niet kunnen overtreden door uit eigen hart goed of kwaad te doen; wat JHWH spreken zal, dat zal ik spreken.”
Numeri 22:20, 22:35, 23:26, 24:13

Bileam de waarzegger en Jesjoea de Messias: twee tegengestelde karakters en personen; hoe kunnen die nu overeenkomsten hebben? In Numeri 22-24 vinden we het verhaal van Balak en Bileam. Omdat Balak, de koning van Moab, na Israëls overwinning op de Amorieten bang was geworden voor het volk Israël, liet hij de waarzegger Bileam roepen om het volk Israël te vervloeken. De vloeken werden zegeningen, omdat Bileam besloot alleen naar JHWH te luisteren en alleen Zijn woorden te spreken (Numeri 22:38, 23:26, 24:13) en niet te luisteren naar zijn eigen hart (Numeri 24:13), of het hart of de wens of verwachtingen van anderen (Balak).

Het volmaakte voorbeeld van het alleen doen van de wil van JHWH en niet Zijn eigen wil, is natuurlijk Jesjoea. In Johannes 5:19 staat: “Jesjoea dan antwoordde en zei tegen hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: De Zoon kan niets van Zichzelf doen, als Hij dat niet de Vader ziet doen, want al wat Deze doet, dat doet ook de Zoon op dezelfde wijze.” En in Johannes 6:38: “Want Ik ben uit de hemel neergedaald, niet opdat Ik Mijn wil zou doen, maar de wil van Hem Die Mij gezonden heeft.” Als Efeziërs 4:15, Romeinen 8:29 en 2 Korinthe 3:18 zeggen dat we op Jesjoea moeten gaan lijken, dan zouden ook wij alleen maar de wil van de Vader moeten willen doen, in elk opzicht. Als we daar eens een moment bij stil staan, als we echt gaan beseffen wat dat betekent, dan gaat dat heel ver! Dat is voor een mens toch onmogelijk?

Maar Jesjoea reikt ons hiervoor een sleutel aan in Johannes 15:5: “Ik ben de Wijnstok, u de ranken; wie in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt u niets doen.” Zoals Jesjoea niks kon doen zonder de Vader, kunnen wij niks (van betekenis) doen zonder Jesjoea. We kunnen niks doen zonder in Hem te zijn. Wat is de betekenis van deze uitdrukking ‘in Hem zijn’, die we vaak in het Nieuwe Testament tegenkomen? In Hem zijn betekent één met Hem zijn, in eenheid zijn met Jesjoea en met de Vader. Het één zijn met Hem is het gebed van Jesjoea’s hart in Johannes 17:21: “opdat zij allen één zullen zijn, zoals U, Vader, in Mij, en Ik in U, dat ook zij in Ons één zullen zijn”. Alleen in eenheid met Jesjoea en met JHWH kunnen we gelijk worden aan het beeld van Jesjoea. En dit gelijk worden aan Jesjoea heeft betrekking op ons innerlijk, op ons hart en ons denken. Vandaar uit vloeit vanzelf ons handelen voort. Gelijk worden aan Jesjoea doen we door ons hart en denken af te stemmen op het hart en denken van Jesjoea en de Vader. Zodat het niet meer ons hart is dat spreekt, zodat niet meer onze eigen gedachten overheersen, maar zodat het Zijn hart is dat spreekt en Zijn gedachten in ons denken zijn. En dat is een proces, dat is geestelijke groei, dat is heiliging.

In Numeri 24:13 zegt Bileam dat hij niet zou handelen vanuit uit zijn eigen hart, hetzij goed, hetzij kwaad. Dat kwaad handelen, of spreken, uit ons eigen hart niet de wil van JHWH is, dat begrijpen we wel. Maar dat goed handelen, of spreken, uit ons eigen hart óók niet de wil van JHWH is, dat beseffen we vaak minder goed. We doen, of spreken, toch goed? Hoe kan dat verkeerd zijn? Hiervoor moeten we helemaal terug in de geschiedenis, naar de Hof van Eden. Doordat onze voorouders in de Hof van Eden besloten te eten van de boom van de kennis van goed en kwaad, heeft de mens kennis gekregen van kwaad, maar ook van goed. Dit was niet de wil van JHWH. We moesten van de boom des levens eten. Goed vanuit de mens, is niet goed vanuit JHWH. JHWH wil geen werken uit ons eigen vlees, slechte noch goede werken. JHWH wil dat we alleen handelen en spreken vanuit Hem, dat we alleen Zijn wil doen. JHWH wil niet dat we spreken of handelen naar onze eigen wil, hoe goed we dan ook denken dat die zou zijn. En onze eigen wil is vaak heel sterk. Om te kunnen spreken vanuit Hem of te handelen naar Zijn wil, moeten we onze eigen wil opzij kunnen zetten en moet ons denken en ons hart gelijk zijn aan die van Hem. Want de bron van wat we zeggen en van wat we doen is ons denken en ons hart. Daarom zegt 2 Korinthe 3:5 dat we vanuit onszelf niet bekwaam zijn iets te denken, bedoeld wordt natuurlijk iets te denken dat naar Zijn wil is. Want zelf denken, dat kunnen we heel goed. Maar we moeten ons denken laten vernieuwen, zodat het gelijk wordt aan de Zijne. Dat is wat Paulus bedoelt in Efeziërs 4:23 en Romeinen 12:2. En dat is een proces, dat is geestelijke groei.

Hoe weten we hoe het gesteld is met onze geestelijke groei naar Zijn beeld? Als Jesjoea ons spiegelbeeld is en alleen deed wat Hij de Vader zag doen, wat komen we dan van onszelf tegen als we ons spiegelen aan Zijn beeld? Wat denken we, waarvan we weten dat dat niet uit Hem is? Wat spreken we, waarvan we weten dat dat niet uit Hem is? Wat doen we, waarvan we weten dat dat niet uit Hem is? Meestal weten we dat zelf heel goed. En meestal hebben we er wel berouw van, we belijden het, we willen het echt niet, maar we lijken het vaak niet in de hand te hebben. Om herhaling te voorkomen, proberen we dan ons handelen en onze mond te veranderen naar Zijn beeld. Soms lukt dat goed, soms minder goed. Soms lukt dat een tijdje, maar dan zwakt het toch weer af. Wat we dan eigenlijk doen, is uit eigen menselijke kracht proberen ons handelen te veranderen. We proberen goed te doen vanuit ons eigen hart. Maar we hebben gezien dat dat niet de wil is van JHWH. We proberen dan de symptomen aan te pakken, maar wat we zouden moeten aanpakken is de oorzaak, de diepere kern, de bron. We spreken en handelen naar wat er in ons hart en ons denken is. Als we niet spreken of handelen vanuit Hem, dan spreken of handelen we vanuit leugens die in ons hart en denken zijn. Ook al denken we dat die goed zijn, als het gedachten vanuit onszelf zijn dan is het niet naar Zijn wil en een leugen. Eén van de grootste leugens is dat wij het zelf beter denken te weten dan Hij. We brengen onze gedachten, uitspraken en handelen in overeenstemming met Zijn gedachten, uitspraken en handelen, door de leugens in ons denken te vervangen door de waarheid. Door ons denken te vernieuwen dus. Want vanuit onszelf zijn we niet bekwaam om iets (van betekenis) te denken.

Maar hoe gaan we denken vanuit Hem? Hoe vernieuwen we ons denken? Hoe vervangen we die leugens in ons denken door de waarheid van JHWH? De bron van waarheid is JHWH, en we vinden Zijn waarheid in Zijn Woord dat Hij ons gegeven heeft. Zijn Woord is waarheid en onze enige houvast, en in het verstaan van het Woord worden we geleid door de Geest der waarheid (Johannes 16:13). Als we met hulp van de Geest de waarheid van het Woord ons denken en ons hart laten veranderen, dan gaan we vanuit een veranderd hart en denken dat steeds meer lijkt op de Zijne, vanzelf handelen en spreken naar Zijn wil. Als we het hart van JHWH hebben, dan komen onze daden voort uit Zijn hart. Dan doen we Zijn wil, dan kunnen we niet anders. Dan zondigen we niet meer, want Zijn hart kan niet zondigen. Dan leven we vanzelf naar Zijn regels en instructies, omdat die vanuit Zijn hart zijn. Dan hoeven we het niet meer te proberen vanuit onszelf, vanuit onze menselijke kracht falen we daar toch in. Maar dan gaan we er vanzelf naar leven, vanuit ons veranderde hart en denken. Als ons hart en ons denken verandert en steeds meer op Hem gaat lijken, en we kijken terug op ons leven, dan zien we hoe we gaandeweg steeds meer zijn gaan leven naar Zijn leefregels en instructies. En dat vanzelf, niet vanuit dwang of kramp vanuit eigen menselijke kracht. Onze focus moet dus ons hart en denken zijn, niet Zijn wetten en leefregels. Als ons hart en denken verandert, dan gaan we vanzelf leven naar Zijn wetten en leefregels. Niet om goed te doen vanuit ons eigen hart, maar omdat we gaan leven vanuit een hart dat verandert naar Zijn hart.

Onze enige bron en houvast is dus het Woord. Maar hoe verstaan we het Woord? Hoe lezen we het Woord? We kunnen het Woord lezen om interessante kennis op te doen en daar is op zich niks mis mee. Zo kunnen we ons bijvoorbeeld verdiepen in de geschiedenis van Bileam en Balak en de letterlijk tekst helemaal uitpluizen, en bronnen onderzoeken die ons meer achtergrond kunnen verschaffen. Ons doel is dan kennis opdoen. Dat kunnen we prima zelf, daar hebben we JHWH niet voor nodig. Dit is iets dat veel mensen doen, gelovig of niet. Maar het Woord lezen op deze manier verandert niet ons hart en denken. Als we ons hart en denken willen veranderen, als we geestelijk willen groeien, dan zullen we het Woord ook op een andere manier moeten lezen. We zullen moeten onderzoeken wat het Woord zegt tot ons denken en hart, en dat zal ons geestelijk veranderen.

Wat is de focus van het Woord? Wie anders zou dat beter weten dan Jesjoea? Het onderwijs van Jesjoea ging over het Koninkrijk van God. Hij zegt in Lukas 4:43 zelfs dat dat de reden is dat Hij naar de aarde gezonden was. Belangrijk genoeg dus. In Mattheüs 6:33 zegt Jesjoea dat we dat Koninkrijk moeten zoeken. Dat klinkt niet als een vrijblijvendheid. Maar hoe kunnen we iets zoeken, waarvan we niet weten wat het is? Veel mensen denken bij het Koninkrijk dat dat iets is dat nog komt. En dat is gedeeltelijk waar. Maar Jesjoea kan in deze tekst niet naar het Koninkrijk verwijzen dat nog moet aanbreken, want dat kunnen we nu niet zoeken. Het moet dus iets zijn dat nu al binnen ons bereik is. Volgens Lukas 17:21 is het Koninkrijk binnen in ons. Maar wat betekent dat precies? Binnen in ons, onze diepste kern, is ons hart en denken. Het verwijst dus naar ons hart en denken dat veranderd, vernieuwd moet worden. Daarvoor is het belangrijk dat we het onderwijs van Jesjoea begrijpen. Jesjoea onderwees door middel van gelijkenissen, met gebruik dus van symbolische taal die een diepere, geestelijke betekenis heeft. In Mattheüs 13:11 geeft Hij aan dat Hij dit doet omdat de informatie over het Koninkrijk niet zomaar aan iedereen gegeven wordt. We moeten ernaar zoeken (Mattheüs 6:33). Het moet ons dus ernst zijn. En als we iets gaan zoeken, dan zijn we daarop gefocust, dan zijn we alleen maar daarmee bezig. Dat focust ons denken en ons hart. We moeten zoeken naar de betekenis van het onderwijs van Jesjoea over het Koninkrijk binnen in ons, we moeten zoeken naar de betekenis van de symboliek die Jesjoea gebruikte, de betekenis van de gelijkenissen die Hij uitsprak, en wat dat betekent voor ons denken en ons hart: het Koninkrijk binnen in ons. En omdat het Woord één is en 2 Petrus 1:20 zegt dat de Schrift geen eigenmachtige uitleg toelaat, moeten we die betekenis zoeken in het Woord zelf. De meeste begrippen die Jesjoea gebruikte in Zijn onderwijs, waren niet nieuw. Ze werden al gebruikt in de tekst van het Oude Testament, en ook in de geschriften die na de Evangeliën zijn geschreven wordt gebruik gemaakt van deze begrippen. Als we de diepere geestelijke betekenis van deze begrippen kennen, dan wordt de diepgang van het onderwijs van Jesjoea, en van de rest van het Woord, duidelijker en zal het ons gaan veranderen.

Een mooi en duidelijk voorbeeld is de gelijkenis uit Mattheüs 7 van de verstandige man die zijn huis op de rots bouwt. Met het begrip rots wordt in het Woord vaak verwezen naar Jesjoea. Een duidelijke tekst die deze verbinding maakt is 1 Korinthe 10:4, waar staat: “Zij dronken namelijk uit een geestelijke rots, die hen volgde; en die rots was Christus”. Deze tekst is verbonden met onder andere Exodus 17:6 en Numeri 20:11. Toen het volk Israël door de woestijn ging, ontving het water uit een rots. Dit verwijst naar het levende water van de waarheid dat de Rots, Jesjoea, ons wil geven (Johannes 4:10). In o.a. Deuteronomium 32:15 en 2 Samuël 22:47 vinden we de uitdrukking ‘de Rots van ons heil’. En 1 Samuël 2:2 zegt dat er geen rots is behalve onze God. We zijn volgens Jesjoea dus verstandig, als we op Hem bouwen, als Hij ons fundament is. Maar wat moeten we precies op Hem bouwen, waarvan moet Hij het fundament zijn? De gelijkenis zegt dat we ons huis op Hem moeten bouwen. De geestelijke betekenis van het begrip huis verwijst naar ons denken. In Leviticus 14:34 is er melaatsheid in een huis. Een letterlijk huis kan niet ziek zijn. Melaatsheid verwijst naar zonde. De geestelijke betekenis van Leviticus 14:34 verwijst dus naar zonde in ons denken. En dat is de kern van zonde. Zonde is het denken van de mens dat sinds de zondeval niet meer één is met de gedachten van JHWH. Het denken van de mens was ook de reden van de zondvloed (Genesis 6:5). Maar met de zondvloed was dit nog niet opgelost (Genesis 8:21, Mattheüs 24:37). Zondig handelen of spreken is een symptoom. De kern, de oorzaak, is ons zondig denken. In Job 5:3 wordt het huis van een dwaas vervloekt. Een vloek treft op zich geen doel op een letterlijk huis. Maar vloeken (leugens) in ons denken maken ons geestelijk dwaas. Tijdens het feest van de ongezuurde broden (Exodus 12) moet het gist uit ons huis worden verwijderd. De geestelijke betekenis van gist verwijst naar zonde. De diepere geestelijke betekenis van dit feest verwijst dus naar de verwijdering van zonde uit ons denken. In Mattheüs 13:52 geeft Jesjoea een gelijkenis over nieuwe en oude huisraad die uit een huis tevoorschijn worden gehaald. De oude huisraad verwijst naar ons eigen, ‘oude’, denken (onze oude natuur) en de nieuwe huisraad verwijst naar ons vernieuwde denken. Ook de diepere, geestelijke betekenis van de tempelreining uit Mattheüs 21:12 wordt dan duidelijk. De tempel is het huis van JHWH, dus ook hier is weer sprake van een huis. De geestelijke betekenis van de tempelreiniging verwijst naar de reiniging van ons denken, naar het verwijderen van de leugens door het aannemen van de waarheid van het Woord. Naar het vernieuwen van ons denken dus. Wat Jesjoea ons dus wil uitleggen met deze gelijkenis in Mattheüs 7, is dat we verstandig zijn als we ons denken bouwen op Hem, op Zijn waarheid, op de waarheid van Zijn Woord, op Zijn onderwijs.

Als we het Woord gaan lezen vanuit deze focus die Jesjoea Zelf in Zijn onderwijs legt, zal dit gaan uitwerken dat het Koninkrijk zich geestelijk in ons gaat ontwikkelen. Naarmate we de diepere, geestelijke betekenis van het onderwijs van Jesjoea, in eenheid met de rest van het Woord, meer en meer gaan ontdekken zullen we daar ook naar veranderen omdat dat het Koninkrijk binnen in ons vormt, in ons hart en denken.

Nog even terug naar de Hof van Eden en naar de twee specifieke bomen die daar stonden: de boom van de kennis van goed en kwaad, waar we niet van mochten eten, en de boom des levens, waar we wel van mochten eten. Kwaad was niet de wil van JHWH, maar ook goed was niet de wil van JHWH. Wat de wil van JHWH voor ons was – en is –, is leven. Als ons hart en denken steeds meer veranderen naar het beeld van Jesjoea en JHWH, als we steeds meer geestelijk gaan groeien en het Koninkrijk binnen in ons zich steeds meer gaat ontwikkelen, dan zullen we het geestelijke leven waar de boom des levens symbool voor staat steeds meer ontvangen.

“totdat wij allen komen tot de eenheid van het geloof en van de kennis van de Zoon van God, tot een volwassen  man, tot de maat van de grootte van de volheid van Christus, opdat wij geen jonge kinderen meer zouden zijn, heen en weer geslingerd door de golven en meegesleurd door elke wind van leer, door het bedrog van de mensen om op listige wijze tot dwaling te verleiden, maar dat wij, door ons in liefde aan de waarheid te houden, in alles toe zouden groeien naar Hem Die het Hoofd is, namelijk Christus.”
Efeziërs 4:13-15

 

Meer over de geestelijke betekenis van het onderwijs van Jesjoea en van de rest van het Woord – en uitleg van de geestelijke betekenis van meer bijbelse begrippen – staat beschreven in mijn boek dat je hier gratis kunt downloaden.

Levende doden – de opstand van Korach

Het verhaal van de opstand en vernietiging van Korach en zijn aanhangers uit Numeri 16 is een letterlijk gebeurd verhaal, uit de geschiedenis van het volk Israël, dat voor ons is in het Woord is opgetekend. Volgens 2 Timotheüs 3:16 is “heel de Schrift door JHWH ingegeven en nuttig om daarmee te onderwijzen, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de rechtvaardigheid”. Wat is de betekenis van deze geschiedenis en hoe onderwijst ons dit vandaag nog tot opvoeding in rechtvaardigheid?

Korach staat in deze geschiedenis symbool voor de goddelozen. We kunnen denken dat die ver van ons af staan, want wij geloven in JHWH, wij geloven in Jesjoea, dus wij zijn niet goddeloos. Als we zo redeneren, dan zou de boodschap van deze tekst niet voor ons zijn en dan missen we de kans om ons hierdoor te laten onderwijzen of te laten opvoeden tot rechtvaardigheid. We kunnen ons de boodschap van dit gedeelte uit Numeri 16 wel degelijk aantrekken. En als we dat doen, dan grijpen we de kans om ons door deze boodschap te laten veranderen en daardoor geestelijk te groeien.

Korach en zijn aanhangers kwamen in opstand tegen Mozes (vers 2). Omdat Mozes door JHWH was aangesteld, was dit ten diepste een opstand tegen JHWH Zelf (vers 11). Hun aanklacht was dat Mozes en Aäron zich teveel verhieven boven het volk. Daarbij ontkenden ze dat Mozes en Aäron door JHWH Zelf in deze positie waren aangesteld. Dit was een leugen, vanuit het opstandige denken en hart van Korach en zijn aanhangers. En een leugen is de kern van wat zonde is. Onze opvatting van zonde is meestal het overtreden van de geboden. Maar dan draaien we het om. Het overtreden van de geboden is een gevolg van zonde, niet andersom. Wat zonde in de kern is, wordt duidelijk als we de reden van de zondvloed kennen. Wat de zondvloed heeft veroorzaakt staat in Genesis 6:5: “En de HEERE zag dat de slechtheid van de mens op de aarde groot was, en dat al de gedachtespinsels van zijn hart elke dag alleen maar slecht waren”. En in Genesis 8:21, na de zondvloed, staat: “de gedachtespinsels van het hart van de mens zijn immers slecht, van zijn jeugd af”. Mattheüs 24:37 vertelt ons dat er nog steeds niks veranderd is. Zonde is dus de ‘gedachtespinsels van ons hart’, ons denken en ons hart dus. Zonde is het denken van de mens dat sinds de zondeval niet meer één is met de gedachten van JHWH. Zonde begint in ons denken en kan zich vervolgens uiten in handelen of, zoals in deze tekst, in uitspraken die we doen. Het opstandige hart van de Korachieten staat in deze geschiedenis in schril contrast met het hart van Mozes, waar hij in vers 28 zegt dat de daden die hij verrichtte niet uit zijn eigen hart kwamen. Mozes handelde vanuit het hart van JHWH, niet vanuit zijn eigen hart. Zijn handelen en ook de uitspraken die hij deed, waren daarom ook vanuit JHWH.

Wat opvalt in dit tekstgedeelte, is dat JHWH meerdere keren oproept tot afzondering van de goddelozen: in vers 21, 24, 26 en 45. De herhaling benadrukt de noodzaak hiervan. De heiligen moeten zich afzonderen van de goddelozen. In vers 5 staat dat de heiligen in JHWH’s nabijheid mogen komen. Als we dit verbinden aan het hart van Mozes uit vers 28, dan zien we dat een kenmerk van een heilige is dat hij niet handelt en spreekt vanuit zijn eigen hart, maar vanuit het hart van JHWH in hem. Hoe heiliger en dus minder opstandig ons hart en denken is, hoe meer we in Zijn nabijheid mogen komen. Hoe dichter we bij Hem zijn, hoe duidelijker we Zijn stem kunnen verstaan, omdat onze eigen stem verstomt.

JHWH roept niet alleen op om bij de goddelozen vandaan te gaan, in vers 24 roept Hij op om bij hun woningen vandaan te gaan en in vers 26 bij hun tenten. Woningen, tenten of huizen zijn letterlijk verblijfplaatsen waar we in kunnen wonen. Maar huizen verwijzen in het Woord ook naar ons hoofd, ons denken. Toen Mirjam in Numeri 12 het gezag van Mozes in twijfel trok, deed zij hetzelfde als Korach in Numeri 16. Het gevolg was dat zij werd getroffen door melaatsheid. Melaatsheid verwijst naar zonde. In 2 Kronieken 26:19 verschijnt er melaatsheid op het voorhoofd, de plek waar ons denken zit en dus ook de leugens die zonde zijn. Als in Leviticus 14:34 staat dat een huis melaats kan zijn, dan wordt verwezen naar de zonde in ons denken, in ons hoofd. En als we weten dat het woord ‘rots’ in de bijbel verwijst naar Jesjoea, dan begrijpen we dat Lukas 6:48-49 ons oproept om ons huis (ons denken) te bouwen (funderen) op de rots van de waarheid van Jesjoea.

Wat is de inhoud van ons huis? Zijn dat onze eigen, opstandige gedachten? Of zijn dat de gedachten van JHWH? We handelen en spreken naar wat er in ons denken is. Alle verkeerde huisraad, onze eigen opstandige gedachten, moeten we uit ons huis zetten. Daar verwijst Jesjoea naar in Mattheüs 13:52 en dat is ook de diepere geestelijke betekenis van de reiniging van de tempel, het huis van JHWH, in Mattheüs 21:12. 1 Korinthe 6:19 zegt dat ons lichaam de tempel van de Heilige Geest is. Waar zou de Heilige Geest anders zitten, dan in ons denken en ons hart? Maar welke onheilige dingen van onszelf bevinden zich daar nog? Het uit ons huis zetten van onze opstandige gedachten, die leugens en zonde zijn, doen we door het aannemen van Zijn waarheid. Daardoor groeien we geestelijk, steeds dichter naar Hem toe. In de oproep van JHWH om bij de woningen van de goddeloze Korachieten vandaan te gaan, kunnen we dus lezen dat JHWH ons oproept om ons van het denken en de redeneringen van de goddelozen te distantiëren, zodat we hun zondige gedachten en redeneringen niet in ons denken overnemen. En omdat iedereen wel in meer of mindere mate handelt en spreekt vanuit zijn eigen denken en hart, in plaats vanuit het denken en hart van JHWH, is goddeloze een breed begrip. De oproep om ons van de goddelozen af te zonderen, is een oproep tot heiliging en afzondering in ons denken.

In vers 30-33 wordt een afschuwelijke gebeurtenis beschreven: de goddelozen dalen levend af in het graf als JHWH in een sinkhole, of zinkgat, voorziet. We kunnen levend dood zijn. Dat bedoelt Jesjoea als Hij in Mattheüs 8:21 zegt dat de doden de doden maar moeten begraven. Letterlijke dode lichamen kunnen geen dode lichamen begraven, dus Jesjoea verwijst hier naar geestelijke dode mensen. Romeinen 6:23 zegt dat het loon van de zonde de dood is. Naast het feit dat ons lichaam uiteindelijk zal sterven, is het gevolg van zonde ook een dode geest. De eerste mensen die hebben ervaren wat het is om levend te sterven, waren Adam en Eva. Als Adam en Eva van de vrucht van de boom van de kennis van goed en kwaad zouden eten, dan zouden ze sterven. Toen ze hiervan aten stierven ze niet direct lichamelijk, maar hun geest werd wel direct afgesneden van JHWH en stierf. De zonde van Adam en Eva begon in hun denken, toen zij in Genesis 3:6 de vrucht begeerden. Zij namen de leugen die hen werd voorgehouden in hun denken aan. Vervolgens handelden ze daarnaar en namen de vrucht en aten het. Hier zien we opnieuw hoe belangrijk het is dat we bij de woningen, de gedachten, van de goddelozen vandaan blijven. En hier zien we ook wat het effect is van leugens in ons denken, wat zonde in de kern is. Het houdt ons geestelijk dood. Terwijl JHWH geestelijk leven voor ons bestemd heeft. Alleen de boom des levens was voor ons bestemd. In vers 38 staat dat de aanhangers van Korach ten koste van hun leven gezondigd hebben. Dat geldt dus net zo goed voor geestelijk leven.

In het Woord worden twee andere mensen beschreven, die levend de aarde verlieten. Dit zijn Henoch, in Genesis 5:24 en Elia, in 2 Koningen 2:11. Het verschil met de Korachieten is dat Henoch en Elia levend naar de hemel opstegen, terwijl de Korachieten levend in de aarde afdaalden. De Korachieten keerden door hun zondige opstandige hart, door de zondige leugens in hun denken, terug naar het stof van de aarde (Prediker 12:7). Zonde heeft geen plaats bij JHWH en keert terug naar de aarde. Zonde, leugens, in ons denken en in ons hart verwijdert ons van JHWH. Van Henoch wordt in Genesis 5:24 gezegd dat Hij wandelde met JHWH. Zijn hart en denken waren één met het hart en denken van JHWH. Van Elia wordt in 1 Koningen 17:24 gezegd dat hij een man Gods was en zijn uitspraken woord van JHWH waren en daarom waarheid waren. Uitspraken van waarheid van JHWH komen uit een hart en denken dat één is met het hart en denken van JHWH. Daarom stegen Henoch en Elia op naar JHWH en daalden ze niet af naar de aarde. En natuurlijk verliet ook Jesjoea levend de aarde in Handelingen 1:9 en steeg Hij op naar de hemel. Jesjoea is ook afgedaald naar het dodenrijk, maar in Handelingen 2:24 en 31 staat dat de dood Hem niet kon vasthouden.

Ten slotte verteert in vers 35 het vuur van JHWH de aanhang van de goddeloze Korach. Hebreeën 12:29 zegt dat JHWH een verterend vuur is. Mattheüs 3:11 zegt dat Jesjoea zal dopen met de Heilige Geest en met vuur. In Handelingen 2:3-4 kwam de Heilige Geest vervolgens neer als tongen van vuur. In Johannes 14:17 wordt de Heilige Geest de Geest van waarheid genoemd. Wat is dus het vuur van JHWH en wat vernietigt het? Het vuur van JHWH is Zijn waarheid en dit vernietigt de leugens in ons denken en ons hart. Het gevolg is dat we geestelijk gaan groeien en geestelijk steeds meer gaan leven. Hetzelfde vuur van Zijn waarheid brengt de plaag onder het klagende volk tot stilstand in de afsluitende verzen 46-50. De plaag verwijst naar ons zieke denken en hart, dat genezen wordt als we het vuur van Zijn waarheid toelaten.

Hoe komen we nu van die leugens in ons opstandige denken af, die ons aanzetten tot dingen die we niet willen (Romeinen 7:19)?

1) Heilig jezelf, zet jezelf apart van de zonde. In het tekstgedeelte over de opstand van Korach, zien we dat JHWH ons oproept om bij de gedachten en redeneringen van de goddelozen vandaan te gaan. Zoals we hebben gezien, is goddeloze een breed begrip omdat iedereen wel in meer of mindere mate handelt en spreekt vanuit zijn eigen denken en hart. We moeten dus voorzichtig zijn met wat we in ons denken aannemen. Als we onszelf niet apart zetten van de zonde, van de leugens, dan zet zonde ons apart van JHWH (Jesaja 59:2). Zijn we dan niet vergeven door het bloed van Jesjoea? Absoluut! Maar vergeving brengt nog geen heiliging of verandering. Het is pas het begin van onze geestelijke groei naar een veranderd hart en denken én geestelijk leven.

2) Ontmasker de leugens in je denken. De kern van zonde is ons denken en ons hart. Het fundament van elke zondige gedachte, handeling of uitspraak is een leugen, die vernietigd moet worden door de waarheid. Eén van de grootste leugens is dat wij het zelf beter denken te weten dan JHWH, zoals de Korachieten dachten dat zij het beter wisten dan JHWH. Dit is een opstandig hart. Efeze 4:23 roept ons op om ons denken te vernieuwen. Hoe doen we dat? We ontmaskeren de leugens in ons denken door ons bezig te houden met de waarheid. Het recept tegen leugen is veel waarheid. Dompel je onder in Zijn waarheid. En die waarheid vinden we in Zijn Woord. Dompel je onder in Zijn Woord, maak hier ernst mee. Laat het vuur van Zijn waarheid, door de Geest die in je is, de leugens in jouw denken vernietigen. Zodat je geestelijk gaat groeien en gaat leven.

3) Hoe lezen we het Woord? We kunnen het Woord lezen om interessante kennis op te doen en daar is op zich niks mis mee. Zo kunnen we ons bijvoorbeeld verdiepen in de geschiedenis van de opstand van Korach en de letterlijk tekst helemaal uitpluizen, en bronnen onderzoeken die ons meer achtergrond kunnen verschaffen over deze geschiedenis. Ons doel is dan kennis opdoen. Dat kunnen we prima zelf, daar hebben we JHWH niet voor nodig. Dit is iets dat veel mensen doen, gelovig of niet. Maar het Woord lezen op deze manier verandert niet ons hart en denken. Als we ons hart en denken willen veranderen, als we geestelijk willen groeien, dan zullen we het Woord ook op een andere manier moeten lezen. We zullen het moeten lezen met het doel om het ons hart en denken te laten veranderen. We zullen moeten onderzoeken wat het Woord zegt tot ons denken en hart, en dit zal ons geestelijk veranderen. De betekenis van het onderwijs van Jesjoea, verbonden met de rest van het Woord, en de waarheid die we van daaruit gaan ontdekken over JHWH, over Jesjoea, over onszelf en over de wereld waarin we leven, moet diep bij ons binnenkomen zodat het ons kan veranderen naar Zijn beeld. We moeten het tot ons nemen, het eten als geestelijk brood vanuit de honger die diep binnen in ons is. Het Woord op die manier tot ons nemen, zodat het verandering uitwerkt, kunnen we niet vanuit onszelf. Als we het Woord ons denken en ons hart willen laten veranderen, als we geestelijk willen groeien, dan moeten we het lezen samen met Hem, samen met Zijn Geest Die in ons is. We moeten terwijl we lezen, luisteren naar de stem van de Geest in ons.

4) De Geest zal ons naar de waarheid leiden. Maar naar wie luisteren we? Luisteren we naar onze eigen stem, ons eigen ik, of naar de stem van de Geest in ons? De stem van de Geest zal altijd worden bevestigd in het Woord. Als we ons denken willen afstemmen op Zijn denken en ons hart op Zijn hart, dan moeten we leren onze eigen stem te onderscheiden van Zijn stem, en leren te gehoorzamen naar Zijn stem in plaats van naar onze stem. Dat is een proces en groei, dat is geestelijke groei. Zo verandert ons hart en worden we de mens die Hij bedoeld heeft, naar Zijn beeld. Zo gaan we lijken op Jesjoea, wat onze opdracht is volgens Romeinen 8:29 en 2 Korinthe 3:18. En Efeziërs 4:15 maakt duidelijk dat dit een groeiproces is. In Johannes 5:19 staat dat Jesjoea alleen deed wat Hij de Vader zag doen. Jesjoea deed niets vanuit Zichzelf en dacht dus ook niet vanuit Zichzelf. En in Johannes 15:5 zegt Jesjoea dat wij niets kunnen doen zonder met Hem verbonden te zijn, zoals een wijnrank is verbonden met de wijnstok. In de geschiedenis van de opstand van Korach staat het hart van Mozes symbool voor het veranderde hart, waar in vers 28 staat dat zijn daden niet uit zijn eigen hart voortkwamen. Als we het hart van JHWH hebben, dan komen onze daden voort uit Zijn hart. Dan doen we Zijn wil, dan kunnen we niet anders. Dan zondigen we niet meer, want Zijn hart kan niet zondigen. Dan leven we vanzelf naar Zijn regels en instructies, omdat dat Zijn hart is. Dan hoeven we het niet meer te proberen vanuit onszelf, vanuit onze menselijke kracht falen we daarin. Maar dan gaan we er vanzelf naar leven, vanuit ons veranderde hart en denken.

Spreekt deze uitleg je aan? Dan zal mijn boek je wellicht ook aanspreken. Je kunt het boek hier gratis downloaden.

Hoe liefde zonden bedekt

“Maar heb voor alles vurige liefde voor elkaar, want de liefde zal een menigte van zonden bedekken.”
1 Petrus 4:8

Petrus haalt hier in zijn brief een tekst aan uit Spreuken 10:12. Op het eerste oog is dit een vreemde tekst. Hoe kan liefde zonden bedekken? Het gaat toch om het bloed van Jesjoea? Wat is de liefde die Petrus hier bedoelt? Is liefde goed doen voor onze medemens? Dat doen ongelovigen ook, soms misschien zelfs beter dan wij. En hoe kan liefde voldoende zijn voor het bedekken van zonden? De liefde waar Petrus over schrijft, is de liefde voor elkaar en niet de liefde van Jesjoea of de Vader.

Als je veel liefde voor elkaar hebt, dan zie je sneller een zonde die de ander tegen jou begaat door de vingers. Maar er zit ook een diepere geestelijke betekenis in deze tekst. Petrus schrijft dat liefde bedekt. Een bedekking is boven je en beschermt en voedt. In de geestelijke hiërarchie is de 100-voud koning de bedekking van de 100-voud priester, de 100-voud priester van de 60-voud profeet en de 60-voud profeet van de 30-voud dienaar. De Messias aan de top van de geestelijke hiërarchie bedekt alles. Petrus schrijft dat liefde zonden bedekt. De bijbelse definitie van zonde is de leugens en dwalingen in ons denken, de gedachtenspinsels van onder andere Genesis 6:5 en 8:21. Kenmerk van de geestelijke status van 100-voud is dat zijn denken vrij is van leugens en dwalingen, doordat het gevuld is met de waarheid van JHWH. De 30- en de 60-voud hebben leugens en dwalingen in hun denken, wat ze op de (geestelijke) dode aarde houdt. Het begrip zonde verwijst dus naar deze twee geestelijke statussen in de geestelijke hiërarchie: de 30- en 60-voud, die worden bedekt door de 100-voud.

Welke liefde komt van boven, die zonden bedekt? De bijbelse betekenis van liefde verwijst naar het onderwijs van de waarheid, en ook oordeel verwijst hiernaar. Oordeel, onderwijs van de waarheid, confronteert de leugen door er de waarheid tegenover te zetten en de motivatie hiervoor is liefde. Het is niet liefdevol om mensen in dwalingen en leugens te laten, wat leidt tot geestelijke dood. In deze tekst staat zelfs vurige liefde. Het begrip vuur verwijst naar het onderwijs van de Messias, dat leugens en dwalingen in ons denken vernietigt. De Messias is een verterend vuur. Zijn onderwijs van waarheid verteert, het vernietigt de leugens en dwalingen in ons denken. De liefde in deze tekst verwijst dus naar het onderwijs van de waarheid, dat als een bedekking neerdaalt van boven en de zonde van de 30- en 60-voud bedekt. Als de 30- en 60-voud dit onderwijs van waarheid vervolgens aannemen, worden de leugens en dwalingen in hun denken vernietigd. Het vernietigen van leugens en dwalingen heeft geestelijke groei naar de status van 100-voud tot gevolg.

De geestelijke betekenis van deze tekst verwijst dus naar de liefde van het onderwijzen van de waarheid van de Messias door de 100-voud, die een bedekking vormt voor de zonde van de 30- en 60-voud. Deze bedekking stelt de 30- en 60-voud in staat om te groeien naar geestelijke volwassenheid (100-voud).

Waarom we gestenigd willen worden

De betekenis van een letterlijke tekst in het Woord en de geestelijke betekenis met betrekking tot het Koninkrijk waar de tekst tegelijkertijd naar verwijst, lijken soms tegengesteld aan elkaar. Dat kan verwarrend zijn. Als in de letterlijke tekst iemand in opdracht van JHWH ter dood gestenigd moest worden, hoe kan je dat dan geestelijk positief uitleggen? Waarom stenigen? Er zijn andere manieren om mensen te doden. Welke diepere geestelijke betekenis zit daarachter?

JHWH wil ons leven niet vernietigen, Hij wil ons juist leven geven. Zonde, de leugens en dwalingen in ons denken (zie o.a. Genesis 6:5 en 8:21), houdt ons geestelijk dood. Vernietiging van deze leugens en dwalingen geeft leven. Deze vernietiging gebeurt door het aannemen, geloven, van de waarheid, waardoor de leugen die ons dood houdt verdwijnt. En de waarheid komt tot ons door onderwijs van boven, met de Messias aan de top. Ons lichaam is maar tijdelijk en van deze tijdelijke aarde. Het vernietigen van ons lichaam (letterlijke betekenis) is daarom geestelijk, eeuwig, niet van betekenis. Onze geest is eeuwig en wordt niet vernietigd. Onze geest gaat na het sterven van ons aardse lichaam terug naar JHWH (Prediker 12:7). De geestelijke betekenis van bijbelteksten waarin lichamen worden vernietigd, gedood, verwijst naar het vernietigen van de leugens en dwalingen in ons denken, door het onderwijs van de waarheid. Het is niet ons lichaam dat vernietigd moet worden, het zijn de leugens in ons denken. Het voorwerp van de geestelijke vernietiging zijn altijd de leugens en dwalingen in ons denken. We willen juist dat deze vernietigd worden, want die belemmeren onze groei naar geestelijke volwassenheid.

De straf van dood door steniging gold voor afgoderij, waarzeggerij, Godslastering en overspel. Als we in leugens en dwalingen in ons denken geloven, in plaats van de waarheid van JHWH, dan plegen we geestelijke afgoderij. Bij waarzeggerij keren we ons tot iets anders dan JHWH en dat is ook de geestelijke betekenis van overspel. Met al deze dingen lasteren we JHWH, wat tot gevolg heeft dat we geestelijk niet groeien. Maar waarom stenigen? Om deze vraag te kunnen beantwoorden, moeten we weten wat de geestelijke betekenis van steen is. De meeste mensen weten wel dat de geestelijke betekenis van rots naar de Messias verwijst. De geestelijke betekenis van steen kan verwijzen naar de geestelijke status van koning en ook (en meestal) naar de Messias, de Koning der koningen. In Lukas 19:40 zegt Jesjoea dat de stenen de waarheid zouden roepen, als de menigte zou zwijgen. Dit verwijst naar de geestelijke status van koning, die de waarheid onderwijst. In Mattheüs 21:42 verwijst Jesjoea naar Zichzelf als de hoeksteen (zie ook Psalm 118:22, Jesaja 8:14, 28:16 en Handelingen 4:11). En in vers 44 zegt Hij vervolgens dat wie op deze steen valt, verpletterd zal worden. Ook hier verwijst verpletteren weer naar het verpletteren, vernietigen, van de leugens en dwalingen in ons denken. In Openbaring 2:17 ontvangen overwinnaars een steen waarop hun nieuwe naam is geschreven. Overwinnaars zijn degenen die de leugens en dwalingen in hun denken hebben overwonnen en dus de top van de geestelijke ladder hebben bereikt. Ze ontvangen daarom de geestelijke status van koning.

Hoe worden we bevrijd van geestelijke afgoderij en overspel? Hoe komen we van de leugens en dwalingen in ons denken af? Dat doen we door het aannemen van de waarheid, dat door het onderwijs van de Messias, rechtstreeks of via de koning, tot ons komt. Het onderwijs van de Messias en de koning (steen) raakt ons in ons denken, zodat de leugens en dwalingen in ons denken worden vernietigd, worden gedood, en we geestelijk gaan groeien en leven.

“U hebt nog niet tot bloedens toe weerstand geboden in uw strijd tegen de zonde [leugens en dwalingen in je denken]. En u bent de vermaning [onderwijs van de waarheid] vergeten waarmee u als kinderen wordt aangesproken: Mijn zoon, acht de bestraffing [oordeel, onderwijs van de waarheid] van de Heere niet gering en bezwijk niet, als u door Hem terechtgewezen [geoordeeld, onderwezen] wordt. Want de Heere bestraft [oordeelt, onderwijst] wie Hij liefheeft [!], en Hij geselt [oordeelt, onderwijst] iedere zoon die Hij aanneemt. Als u bestraffing [oordeel, onderwijs] verdraagt, behandelt God u als kinderen. Want welk kind is er dat niet door zijn vader bestraft wordt? Maar als u zonder bestraffing bent, waar allen deel aan hebben gekregen, bent u bastaarden en geen kinderen. En verder hadden wij onze aardse vaders  als opvoeders, en wij hadden ontzag voor hen. Zullen wij ons dan niet veel meer onderwerpen aan de Vader van de geesten, en leven [!]?”
Hebreeen 12:4-9

Van stokslagen ga je niet dood. Je ontvangt er juist (geestelijk) leven door!

“Onthoud een kind geen onderricht, van stokslagen gaat het niet dood. Sla het met de stok, en je redt het van het dodenrijk.”
Spreuken 23:13-14

Wat opvalt in deze tekst, is dat het resultaat van het slaan met de stok redding van het dodenrijk is. En dat het slaan met de stok als onderricht (onderwijs) wordt beschouwd. Het slaan met een stok lijkt negatief, in onze (letterlijke) ogen, in onze huidige tijd. Maar als het resultaat redding van het dodenrijk is, dan wil je met die (geestelijke) stok (geestelijk) geslagen worden.

Wat veroorzaakt geestelijke dood? Het loon van de zonde is de dood (Romeinen 6:23). Zonde veroorzaakt dus dood. Als de stok je dus redt van de dood, dan redt de stok je van de zonde. De stok ‘slaat’ de zonde er dus uit. En zonde zijn onze ‘gedachtespinsels’ (zie Genesis 6:5, waar de oorzaak van de zondvloed wordt vermeld), dit zijn de leugens en dwalingen in onze gedachten. Wat slaat de leugens en dwalingen uit ons denken? Of eigenlijk, wie? Dat doet degene die de waarheid van boven brengt: de 100-voud koning en priester. Tegenover leugen en dwaling staat waarheid. Wat is waarheid? Het Woord van JHWH is de waarheid (Johannes 17:17). Alle waarheid komt van boven, van JHWH, en niet uit ons eigen aardse denken. De geestelijke betekenis van het woord stok verwijst dus naar de 100-voud koning en priester, die ons de waarheid van boven onderwijst. In 2 Samuël 7:14 en Psalm 89:33 slaat JHWH Zelf met de stok/roede om overtredingen en ongerechtigheden (zonde dus) te straffen (oordelen, zie hieronder). In Psalm 23:4 is het Zijn stok die ons vertroost. Zijn waarheid vertroost, omdat het geneest, vrijmaakt (Johannes 8:32). In Micha 7:14 wordt het volk geweid (in de KJV vertaling staat ‘feed’, gevoed) met Zijn staf, geestelijk gevoed door Zijn koningen en priesters met Zijn waarheid dus. In Jesaja 11:4 wordt de aarde geslagen met de roede (stok) van de mond van de Messias (het Twijgje uit de afgehouwen stronk van Isaï, zie voor de vervulling hiervan Handelingen 13:22-23). Dit verwijst naar het onderwijs van de waarheid dat uit de mond van de Messias Jesjoea komt. De Ultieme brenger van de waarheid van JHWH die redt van de dood is natuurlijk onze Redder, Koning der koningen, Jesjoea.

De geestelijke betekenis van het woord slaan verwijst naar oordeel van de zonde. Ook dit woord wordt in de letterlijke betekenis vaak negatief opgevat. Maar de geestelijke betekenis van oordeel verwijst naar het oordelen van zonde en dus van de leugens en dwalingen in ons denken. Leugens en dwalingen worden geoordeeld door onderwijs van de waarheid. Gevolg is vernietiging van de leugens en dwalingen in ons denken, waardoor we geestelijk gaan leven en gaan zien. Leugens en dwalingen houden ons geestelijk dood en blind, de waarheid geeft geestelijk leven en zicht. Johannes 9:39 zegt dat Jesjoea tot een oordeel in deze wereld is gekomen, zodat zij die niet zien, zien zouden. De tekst doelt op geestelijk zien, door het oordeel (onderwijs dus) van Jesjoea. Als we dus geestelijk geslagen worden, dan ontvangen we onderwijs van de waarheid. En als we dit onderwijs aannemen, dan wordt de leugen of dwaling vernietigd. Dit proces is de vernieuwing van ons denken waar Efeze 4:23 naar verwijst. Het is de strijd in ons denken.

Conclusie: de geestelijke betekenis van het slaan met de stok is dat we oordeel (slagen), onderwijs van de waarheid, ontvangen door de 100-voud koning en priester (de stok) die de waarheid van het Woord van JHWH van boven brengen. En dat redt ons van de (geestelijke) dood.

Lichaam of vat?

“Want dit is de wil van God: uw heiliging, dat u uzelf onthoudt van de ontucht, en dat ieder van u zijn lichaam weet te bezitten in heiliging en eerbaarheid en niet in hartstochtelijke begeerte, zoals de heidenen, die God niet kennen.”
1 Thessalonicenzen 4:3-5 HSV

Het woord dat in deze tekst wordt vertaald met lichaam, wordt in de Engelse KJV vertaling vertaald met ‘vessel’, vat:
“For this is the will of God, even your sanctification, that ye should abstain from fornication: That every one of you should know how to possess his vessel in sanctification and honour; Not in the lust of concupiscence, even as the Gentiles which know not God.“

De uitleg van Strong is dat vat een gebruikelijke Griekse metafoor was voor lichaam, omdat de Grieken dachten dat de ziel tijdelijk in een lichaam leeft.

Ditzelfde woord wordt vertaald met vat in Lukas 8:16, met kruik in Johannes 19:29, 2 Korinthe 4:17 en Openbaring 2:27 en met een voorwerp dat leek op een laken dat aan 4 hoeken was vastgebonden en dat dieren bevatte (een voorwerp met inhoud dus) in Handelingen 10:11, 16 en 11:15.

Vat is in deze tekst een betere vertaling dan lichaam, als je kijkt naar de geestelijke betekenis van dit woord. De geestelijke betekenis van voorwerpen die inhoud kunnen bevatten, zoals vat, kruik en schaal, is ons denken dat goede, reine, 100-voud gedachten kan bevatten of slechte, onreine, 30- of 60-voud gedachten. Geestelijke ontucht vindt plaats in ons denken. Lichamelijke ontucht ontstaat in ons denken. Hetzelfde geldt voor begeerte.

 

USA