Mijn liefste is van mij en ik ben van Hem

“Mijn Liefste is van mij en ik ben van Hem, Die de kudde weidt tussen de lelies, tot de wind van de dag opsteekt en de schaduwen vluchten.” Hooglied 2:16-17

Een prachtige tekst uit Hooglied waar het verlangen van ons hart uit spreekt om bij Hem te horen, om in relatie met Hem te zijn. De diepere geestelijke betekenis waar de Hebreeuwse woorden in deze Bijbeltekst naar verwijzen, onderwijst ons hoe we steeds hechter in relatie kunnen komen met Hem.

“… Die de kudde weidt …”

In de Hebreeuwse tekst staat hier één woord: רָעָה (ra’a, Strong 7462), dat in de Herziene Statenvertaling wordt vertaald met ‘Die de kudde weidt’. Dit Hebreeuwse woord betekent weiden, en ook voeden en onderwijzen (o.a. Jeremia 3:15).

Van JHWH wordt gezegd dat Hij Zijn kudde weidt als een herder (Jesaja 40:11, Psalm 78:52), en Jesjoea zegt dat Hij de Goede Herder is (Johannes 10:11). Dit betekent dat Hij ons weidt, zoals een herder zijn kudde weidt. Dat Hij zorgt voor sappig groen gras om te grazen (Psalm 23:2), dat Hij ons voedt (Johannes 6:32) en dat Hij ons onderwijst. Het voedsel dat Hij geeft is het brood van Zijn waarheid, het onderwijs dat Hij geeft is Zijn waarheid en het onderwijs over Zijn Koninkrijk (Lukas 4:43). Zijn Koninkrijk binnen in ons, in ons denken en hart (Lukas 17:21).

“… tot de wind van de dag opsteekt …”

Het woord dat hier wordt vertaald met ‘wind’ is het Hebreeuwse woord פּוּחַ (poe’ah, Strong 6315). Dit woord betekent blazen, zoals de wind blaast (zie bijvoorbeeld Hooglied 4:16). Het wordt ook gebruikt voor wat er uit onze mond komt, zie bijvoorbeeld Spreuken 12:17 (hier vertaald met ‘voortbrengt’) en Spreuken 14:5 (het ‘blazen’ van leugens). Als we ons door Hem laten weiden (voeden, onderwijzen), dan ‘blaast’ Hij Zijn waarheid in ons denken, en ‘blazen’ we Zijn waarheid vervolgens uit onze mond.

“… en de schaduwen vluchten …”

Het Hebreeuwse woord dat hier wordt vertaald met ‘schaduwen’ is צל (tsl, Strong 6752). Dit woord betekent schaduw en komt slechts vier keer voor in de Hebreeuwse tekst van het Oude Testament, waarvan twee keer in Hooglied. Het Hebreeuwse woord צֵל (tsel, Strong 6738) heeft dezelfde stam. Ook dit woord betekent schaduw, en omdat dit woord vaker voorkomt in het Oude Testament vertelt het ons meer over de diepere geestelijke betekenis hiervan. Dit Hebreeuwse woord wordt onder meer gebruikt voor het besef van de tijdelijkheid van ons aardse leven (zoals in Job 8:9, Job 14:2 en Prediker 6:12). In het Nieuwe Testament wordt het woord schaduw onder andere gebruikt om naar tijdelijke, aardse dingen te verwijzen, tegenover de eeuwige dingen van Boven (Kolossenzen 2:17, Hebreeën 8:5). En Paulus schrijft in 2 Korinthe 4:18 dat we onze ogen niet op de dingen moeten richten die we zien en die tijdelijk (van deze aarde) zijn, maar op de dingen die we niet zien en die eeuwig zijn. De schaduwen die in Hooglied 2:17 vluchten, verwijzen dan naar de tijdelijke, aardse dingen (gedachten) die uit ons denken ‘vluchten’ (verdwijnen) als we ons door Hem laten onderwijzen (‘blazen’) over Zijn eeuwige waarheid.

Hooglied 2:17 gaat verder met: “Keer om, mijn Liefste…” Hoewel dit in de context van Hooglied 2 veelal wordt geïnterpreteerd als de bruid (de mens) die dit zegt tegen de Bruidegom (Jesjoea), is het omkeren zeker ook van toepassing op de mens nadat we de diepere geestelijke betekenis van de verzen 16 en 17 hebben begrepen. Als we ons door Zijn eeuwige waarheid laten onderwijzen, zodat we ons denken en hart daarmee vullen, dan ‘keren we om’ van de zichtbare, tijdelijke, aardse dingen waar onze gedachten op gericht zijn, naar de onzichtbare eeuwige dingen van Boven.

Ook tegen jou zegt Hij: Keer om, Mijn liefste. Richt jouw gedachten niet langer op tijdelijke, aardse dingen. Maar laat Mij jouw denken en hart vullen met Mijn waarheid.

USA