Lichaam of vat?

“Want dit is de wil van God: uw heiliging, dat u uzelf onthoudt van de ontucht, en dat ieder van u zijn lichaam weet te bezitten in heiliging en eerbaarheid en niet in hartstochtelijke begeerte, zoals de heidenen, die God niet kennen.”
1 Thessalonicenzen 4:3-5 HSV

Het woord dat in deze tekst wordt vertaald met lichaam, wordt in de Engelse KJV vertaling vertaald met ‘vessel’, vat:
“For this is the will of God, even your sanctification, that ye should abstain from fornication: That every one of you should know how to possess his vessel in sanctification and honour; Not in the lust of concupiscence, even as the Gentiles which know not God.“

De uitleg van Strong is dat vat een gebruikelijke Griekse metafoor was voor lichaam, omdat de Grieken dachten dat de ziel tijdelijk in een lichaam leeft.

Ditzelfde woord wordt vertaald met vat in Lukas 8:16, met kruik in Johannes 19:29, 2 Korinthe 4:17 en Openbaring 2:27 en met een voorwerp dat leek op een laken dat aan 4 hoeken was vastgebonden en dat dieren bevatte (een voorwerp met inhoud dus) in Handelingen 10:11, 16 en 11:15.

Vat is in deze tekst een betere vertaling dan lichaam, als je kijkt naar de geestelijke betekenis van dit woord. De geestelijke betekenis van voorwerpen die inhoud kunnen bevatten, zoals vat, kruik en schaal, is ons denken dat goede, reine, 100-voud gedachten kan bevatten of slechte, onreine, 30- of 60-voud gedachten. Geestelijke ontucht vindt plaats in ons denken. Lichamelijke ontucht ontstaat in ons denken. Hetzelfde geldt voor begeerte.

 

USA