“Luister, Israël! De HEERE, onze God, de HEERE is één! Daarom zult u de HEERE, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw kracht. Deze woorden, die ik u heden gebied, moeten in uw hart zijn. U moet ze uw kinderen inprenten en erover spreken, als u in uw huis zit en als u over de weg gaat, als u neerligt en als u opstaat. U moet ze als een teken op uw hand binden en ze moeten als een voorhoofdsband tussen uw ogen zijn. U moet ze op de deurposten van uw huis en op uw poorten schrijven.”
Deuteronomium 6:4-9
Hoe hebben we JHWH lief? Het ligt op het puntje van onze tong om te antwoorden: door Zijn geboden te doen. Jesjoea zegt er namelijk dit over:
“Als u Mij liefhebt, neem dan Mijn geboden in acht.”
Johannes 14:15
Maar wat bedoelt Jesjoea precies? Jesjoea gaat niet in tegen de Torah, tegen het Oude Testament. En in de Torah staat: “Daarom zult u de HEERE, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw kracht.” (Deuteronomium 6:5)
Moeten we JHWH liefhebben door Zijn geboden te doen? Of moeten we Hem liefhebben met heel ons hart, ziel en kracht? Of…. is dat met elkaar verbonden?
Hoe hebben we JHWH lief met heel ons hart? Als we verder lezen, dan legt de tekst dat zelf uit. We hebben Hem lief met heel ons hart door ‘deze woorden in ons hart te laten zijn’. Door ons hart dus te vullen met Zijn woorden van waarheid. En we hebben Hem lief door ‘ze tussen onze ogen te laten zijn’. Wat zit er tussen onze ogen? Dit verwijst naar ons denken. Door ons denken dus te vullen met Zijn woorden van waarheid. En we hebben Hem lief, als we ‘ze op de deurposten van ons huis schrijven’. Huis verwijst ook naar ons denken. Dit leg ik uit in mijn boek, in hoofdstuk ‘De schaal en het oordeel van de schalen’. Twee teksten die dat duidelijk laten zien zijn het huis op de rots uit Mattheüs 7:24, dat ons aanspoort om ons denken te funderen, te bouwen op Jesjoea Die de Rots is. En het verwijderen van het zuurdeeg, dat een symbool is van leugens en dwalingen (zie bijvoorbeeld het zuurdeeg van het onderwijs van de Farizeeën en Saduceeën dat dwaling was en waar Jesjoea voor waarschuwde in Mattheüs 16:6 en 12), uit ons huis tijdens het feest van de ongezuurde broden uit Exodus 12:15. En dat verwijst naar het verwijderen van leugens en dwalingen uit ons denken. Tenslotte hebben we Hem lief door er met de ‘kinderen over te spreken’. De geestelijke betekenis van kinderen verwijst naar de kleinsten in het Koninkrijk, de 30- en 60-voud die nog niet geestelijk volwassen zijn. We hebben Hem dus lief door het onderwijzen van Zijn waarheid aan de geestelijke kinderen van het Koninkrijk. De begrippen 30- en 60-voud komen uit de gelijkenis van de zaaier en verwijzen naar fasen van geestelijke groei. We hebben Hem dus lief als we ons hart en denken vullen met Zijn waarheid en ons niet keren tot leugens en dwalingen, en als we vervolgens deze waarheid aan anderen onderwijzen.
“Als u Mij liefhebt, neem dan Mijn geboden in acht.”
Hoe kunnen we het sjema uit Deuteronomium 6:4-9 verbinden aan deze uitspraak van Jesjoea? Als Zijn woorden van waarheid in ons denken zijn, dan verandert dat ons hart. En omdat we leven, handelen en spreken vanuit wat we in ons hart geloven leven, handelen en spreken we vanuit leugen of waarheid in ons. Als Zijn woorden van waarheid in ons denken en hart zijn, dan verandert, vernieuwt (Efeziërs 4:23) dat ons denken en hart en gaan we steeds meer lijken op Jesjoea (Efeziërs 4:15). Eén van de gevolgen is dat we automatisch gaan leven naar Zijn leefregels en instructies (Torah), omdat dat Zijn hart is. Als ons hart één wordt met Zijn hart, dan willen we niet anders en dan kunnen we niet anders.
Aan het wel of niet in acht willen of kunnen nemen van Zijn geboden, is dus te zien in welke mate we Hem liefhebben met heel ons hart. Waar we falen is er een leugen of dwaling in ons hart die ons verhindert om vanuit de waarheid te leven en te veranderen naar Zijn beeld. We moeten dan niet proberen om vanuit menselijke kracht te forceren de geboden na te leven, want dat is slechts symptoombestrijding. We moeten de oorzaak aanpakken en dat is de leugen of dwaling in ons hart. Jesjoea bedoelt dat wie Hem liefheeft, wie zijn hart dus vult met Zijn woorden van waarheid, vanzelf Zijn geboden in acht gaat nemen als gevolg van een veranderd hart en denken. Aan het inachtnemen van de geboden is dus de staat van ons hart en denken, de mate van onze geestelijke groei, af te lezen. De diepere geestelijke boodschap en focus van het Woord richt zich tot ons hart en denken. Als ons wordt opgedragen om de geboden te doen, dan verwijst ook dat naar ons hart en denken. Vanuit een veranderd hart en denken gaan we leven naar Zijn leefregels, Zijn geboden. Deels kunnen we het leven naar Zijn geboden bereiken uit eigen menselijke kracht. Is de uitkomst dan niet hetzelfde? Wellicht is aan de buitenkant niet altijd te zien of ons leven en gedrag vanuit menselijke kracht is bewerkstelligd of vanuit een door Hem veranderd denken en hart. Alleen JHWH kan zien wat er ten diepste in ons hart en denken is. Maar de reikwijdte van de geboden gaat verder dan alleen het naleven van de letterlijke tekst.
“Maar wij weten dat de wet geestelijk is.” Romeinen 7:14
Met een veranderd hart en denken gaan we ook leven naar de geestelijke bedoeling van de Torah. We zullen bijvoorbeeld niet alleen iemands lichaam niet doden (letterlijk), maar ook iemands geest niet langer doden of dood houden door het verkondigen van leugens en dwalingen (geestelijk). We zullen bijvoorbeeld geen overspel plegen in ons aardse huwelijk (letterlijk) maar ook niet langer met geestelijke afgoden (geestelijk). We plegen overspel met geestelijke afgoden als we ons keren tot leugens en dwalingen in ons denken en hart in plaats van Zijn waarheid. Met een door Zijn woorden van waarheid veranderd hart en denken houden we dus Zijn geboden in acht, letterlijk en geestelijk. En dat kunnen we niet anders bereiken dan door de vernieuwing van ons denken.
“en wordt vernieuwd in de geest van uw denken.” Efeze 4:23