Wie zijn leven wil behouden, die zal het verliezen

Een studie van Genesis 47:13-25; de geestelijke betekenis verklaard volgens de patronen van gebruik van de in dit stuk vermelde woorden en begrippen, in relatie tot het Koninkrijk. Een korte toelichting vooraf bij wat begrippen: 30-60-100 is afgeleid van de gelijkenis van de zaaier (Mattheüs 13) en priester/koning zijn ook bijbelse metaforen (dus in deze studie niet letterlijk bedoeld). Deze, en andere in dit blog genoemde begrippen, worden uitgebreid uitgelegd en bijbels onderbouwd in mijn boek.

13        Er was in heel het land geen brood meer, want de honger was zeer zwaar, en het land Egypte en het land Kanaän raakten uitgeput door de honger.

[Er is geen geestelijk brood van de waarheid in het 30/60-voud land (776 eretz, aarde); de honger naar waarheid is groot: de 30/60 zijn geestelijk uitgeput omdat ze honger hebben naar waarheid maar die er niet is (of niet door hen wordt gezocht/erkend/aangenomen).]

14       In ruil voor het koren dat men kocht, zamelde Jozef al het geld in dat in het land Egypte en in het land Kanaän te vinden was. Jozef bracht dat geld naar het huis van de farao.

[Om het verlangde geestelijk voedsel van de waarheid te kunnen geven, zodat de 30/60 dit kan ontvangen, verzamelt Jozef (die een type/beeld is van de Messias) al het 60-voud geld (symbool voor leugens en dwalingen) dat aanwezig is op de 30/60 aarde (land). Hij ‘verzamelt’ het 60-voud geld (leugens en dwalingen) dat Hij ontvangt van de 30/60 om dit te vernietigen. In ruil voor deze leugens en dwalingen geeft Hij geestelijk voedsel van de waarheid, dat de 30/60 van Hem kopen (in hun denken aannemen). Wat hier dus gebeurt, is dat leugen in het denken wordt ingeruild voor de waarheid. De Messias brengt de leugens naar het huis (denken) van JHWH (farao staat in deze context symbool voor JHWH) om vernietigd te worden door de waarheid van Zijn denken (huis).]

15       Toen nu het geld uit het land Egypte en uit het land Kanaän op was, kwamen alle Egyptenaren naar Jozef en zeiden: Geef ons brood! Waarom zouden we in uw aanwezigheid moeten sterven? Het geld is immers op!
16        Jozef zei: Geef uw vee; ik zal u brood geven in ruil voor vee, als uw geld op is.
17       Toen brachten zij hun vee naar Jozef, en Jozef gaf hun brood in ruil voor paarden, kleinvee, runderen  en ezels. In dat jaar voorzag hij hen van brood in ruil voor al hun vee.

[Vervolgens is er opnieuw of nog steeds honger naar meer waarheid en moet de 30/60 hun vee inruilen voor (meer) waarheid. Het woord dat in deze context wordt gebruikt voor vee (4735, miqneh) drukt uit dat iets is gekocht als bezitting, en komt van kanah (7069) dat kopen/verkrijgen betekent. De 30/60 moet alle bezittingen, alle 30/60-voud gedachten (leugens en dwalingen vanuit de mens) die ze gekocht (aangenomen) hebben, geven in ruil voor het geestelijk brood van de waarheid. Dit verwijst naar hetzelfde als het geld hierboven.]

18       Toen dat jaar voorbij was, kwamen zij in het tweede jaar naar hem toe en zeiden tegen hem: Wij zullen het voor mijn heer niet verbergen dat, nu het geld op is en nu de veestapel aan mijn heer is toegekomen, er voor mijn heer niets anders overgebleven is dan ons lichaam en onze grond.

[Vervolgens komt de 30/60 opnieuw bij de Messias (Jozef) en in deze context wordt ‘verbergen’ of ‘onthullen’ gebruikt: 3582 kachad. Het onthullen van verborgenheden verwijst naar de Messias (Ps. 78:2, Matt. 13:34-35). En de Messias onthult ook leugens en dwalingen die in ons denken verborgen zijn, Hij brengt ze aan het licht. Er is niks over om als ruil voor de waarheid aan te bieden, dan lichaam en grond. De akker is de 30/60 wereld (Matt. 13:38). Grond, of land, is hier niet het woord eretz, maar hier staat het woord adamah (127) en dat komt van adam (119). Adam betekent rood of rood geverfd en wordt gebruikt bij de rood geverfde ramskleden die de tabernakel bedekten en zonden die rood zijn als scharlaken en die Hij witter wast dan sneeuw (Jes. 1:18). Het woord voor lichaam dat hier wordt gebruikt is ghevejah (1472) en dit komt van gav (1465, lichaam of rug) en dat komt weer van gaah (1342, overwinning (van JHWH), toenemen, stijgen). Dit verwijst naar de zonde (leugens en dwalingen) van ons lichaam, ons vlees, dat overwonnen moet worden. Het land, dat verwijst naar rood, dat op zijn beurt verwijst  naar ons zondige denken, is weer een beeld van de leugens en dwalingen die de 30/60 aan de Messias moeten aanbieden om vernietigd te worden door Zijn waarheid. En ook ons vlees van leugens en dwalingen moet worden aangeboden om vernietigd te worden door het geestelijk brood van Zijn waarheid.]

19        Waarom zouden wij voor uw ogen sterven, zowel wij als onze grond? Koop ons en onze grond in ruil voor brood, dan zullen wij en onze grond de farao dienstbaar zijn. Geef ons ook zaad, zodat wij in leven kunnen blijven en niet sterven, en de grond niet woest wordt.

[Door Zijn Woord van de waarheid (brood) zullen we geestelijk leven en niet geestelijk sterven. En Zijn Woord van de waarheid voorkomt dat het 30/60 land (grond) woest zal worden (Gen 1:2), verstoken van de waarheid en daarom vol leugens en dwalingen.]

20        Zo kocht Jozef voor de farao al de grond in Egypte, want de Egyptenaren verkochten allen hun akker, omdat de honger hun te sterk was geworden. Zo werd het land het eigendom van de farao.

[De Messias koopt dit 30/60 land, koopt de leugens en dwalingen, om ze te vernietigen door het aanbieden, verkopen, van het geestelijke brood van de waarheid. De Messias is de vernietiger van leugens en dwalingen en Hij koopt dit land (vrij) voor JHWH. De 30/60 laat Hem hun land kopen, omdat ze honger hebben naar Zijn waarheid.]

21       En wat het volk betreft, dat liet hij overbrengen naar de steden, van het ene einde van het gebied van Egypte tot het andere einde ervan.
22        Alleen de grond van de priesters kocht hij niet, want de priesters kregen een vaste toelage van de farao. Zij aten van hun vaste toelage, die de farao hun gaf. Daarom hoefden zij hun grond niet te verkopen.

[Het land (denken) van de priesters hoeft niet gekocht te worden, omdat de 100-voud priester geen leugens en dwalingen in zijn denken meer heeft. De priesters ontvangen wel (geestelijk) voedsel van de waarheid, waardoor ze verder zullen groeien op de geestelijke ladder naar wijsheid, tot ze lijken op het beeld van de Messias. (Ef. 4:15)]

23       Toen zei Jozef tegen het volk: Zie, ik heb heden u en uw grond voor de farao gekocht. Zie, hier is zaad voor u, zodat u de grond kunt bezaaien.

[Vervolgens krijgt de 30/60 (die door het vernietigen van hun leugens en dwalingen gegroeid zijn naar 100-voud) het zaad waar ze in vers 19 om gevraagd hadden. Het is de Messias die het goede zaad geeft (Matt. 13:37). Het zaad is Zijn Woord en het zijn de kinderen van het Koninkrijk (Matt. 13:38) die Zijn Woord, Zijn waarheid, op de aarde verkondigen (de 30/60 aarde bezaaien). Met het zaad dat wordt gegeven wordt een opdracht meegegeven: zaai het land ermee: zaai de 30/60-voud aarde met het Woord van de waarheid.]

24       Maar met de opbrengsten zal het zo zijn, dat u het vijfde deel aan de farao zult geven, en dat de vier andere delen voor u zullen dienen tot zaad voor de akker, tot voedsel voor u en voor hen die in uw huizen zijn, en tot voedsel voor uw kleine kinderen.

[De vijfden bij de oogst verwijzen naar het getal vijf dat symbool staat voor de 100-voud priester. Als het zaad vruchtdraagt en geoogst wordt, dan verwijst dit naar geestelijke groei van 30/60 naar 100-voud priester. De vruchten zijn altijd voor JHWH, we dragen vrucht door Hem en niet uit eigen verdienste. Met die vrucht kunnen we het 30/60 voud land weer bezaaien (de waarheid onderwijzen), als voedsel voor de 30/60 voud ‘kleinen’: de kinderen in het geloof, die nog moeten groeien naar 100-voud geestelijke volwassenheid. Het getal vier verwijst naar de 100-voud status van koning en naar het onderwijs van de waarheid dat door de geestelijke koning gegeven wordt; het zaad dat weer op de 30/60 akker (wereld, Matt. 13:38) wordt gezaaid.]

25       Zij zeiden toen: U hebt ons in leven gehouden. Laat ons genade vinden in de ogen van mijn heer, en wij zullen slaven van de farao zijn.

[Toen de Messias de mens en zijn land (het gevallen denken vol leugens en dwalingen vanuit de mens) kocht voor JHWH, toen Hij zichzelf gaf als losprijs, redde Hij ons leven. De Messias heeft de mens (vrij)gekocht: we zijn gekocht en betaald (1 Kor 6:19-20). Wij zijn hierdoor slaven geworden van JHWH en hoeven niet langer slaaf te zijn van onszelf, van de leugen- en dwaalgedachten vanuit de mens. De Messias geeft ons geestelijk leven, door het geestelijk brood van Zijn onderwijs van de waarheid. Slaven te zijn, of worden, van Hem betekent ook dat we Hem dienen met al onze (geestelijke) bezittingen: geld, land, vee en ons diepste zelf. Als we met ons denken en hart Hem gaan dienen, dan vullen we ons denken met Zijn waarheid in plaats van de 30- en 60-voud leugens en dwalingen van de aarde. En dat ‘kost’ ons al ons (geestelijke, 30-/60-voud) geld, land, vee en onszelf. Omdat die zullen worden vernietigd, door Zijn waarheid; ze kunnen niet blijven bestaan als we Zijn waarheid werkelijk in ons denken en hart aannemen. Wie zijn leven wil behouden, die zal het verliezen…]

“Hij zei tegen allen: Als iemand achter Mij wil komen, moet hij zichzelf verloochenen, zijn kruis dagelijks opnemen en Mij volgen. Want wie zijn leven wil behouden, die zal het verliezen; maar wie zijn leven verliezen zal omwille van Mij, die zal het behouden. Want wat baat het een mens heel de wereld te winnen en zichzelf te verliezen of zelf schade te lijden? Want wie zich voor Mij en Mijn woorden geschaamd zal hebben, voor hem zal de Zoon des mensen Zich schamen, wanneer Hij zal komen in Zijn heerlijkheid en in die van de Vader en in die van de heilige engelen. En Ik zeg u in waarheid: Er zijn sommigen van hen die hier staan, die de dood niet zullen proeven, voordat zij het Koninkrijk van God gezien hebben.” Lukas 9:23-27

USA