In dit bijbelgedeelte ontvangt Ezechiël woorden van JHWH om te spreken tot zijn volk dat niet wil luisteren. Hierbij wordt gebruik gemaakt van symboliek. Wat is de betekenis van de symboliek die hier gebruikt wordt, en waar vinden we dit terug in het Woord?
“Daarna zei Hij tegen mij: Mensenkind, eet wat u aantreft. Eet deze rol op, ga, spreek tot het huis van Israël. Toen deed ik mijn mond open en Hij gaf mij die rol te eten.”
Ezechiël krijgt de opdracht een boekrol op te eten. De geestelijke betekenis van eten verwijst naar het tot je nemen, in je denken en hart opnemen, van geestelijk voedsel. Dat kan geestelijk brood van waarheid vanuit JHWH zijn (Deuteronomium 8:3, Johannes 6:32), of geestelijk brood van leugens en dwalingen vanuit de mens (Spreuken 4:17, 20:17, 23:3). In deze context at Ezechiël de woorden van JHWH die op de boekrol stonden (Ezechiël 2:7-10): geestelijk brood van waarheid dus. We zien dit bijvoorbeeld ook in Jeremia 15:16, waar de woorden van JHWH worden gegeten tot vreugde en blijdschap in het hart.
“Hij zei tegen mij: Mensenkind, geef uw buik te eten, vul uw binnenste met deze rol, die Ik u geef. Toen at ik en hij werd in mijn mond als honing zo zoet.”
De woorden die wij ‘eten’, zowel de woorden van waarheid vanuit JHWH als de woorden van leugens en dwaling vanuit de mens, komen in ons binnenste, in ons diepste wezen, en hebben van daaruit hun uitwerking. Zijn woorden van waarheid werken bevrijding uit (Johannes 8:32). Leugens en dwalingen vanuit de mens houden ons geestelijk dood. Leugens en dwalingen in het menselijk denken (‘gedachtespinsels van het hart’) waren de reden van de zondvloed (Genesis 6:5) en zijn dus ten diepste zonde. En het loon van de zonde is de (geestelijke) dood (Romeinen 6:23). De waarheid van JHWH is als honing zo zoet (Psalm 19:11, 119:103). Leugens en dwalingen kunnen zoet en smakelijk lijken, maar worden daarna als kiezelstenen (Spreuken 20:17), want het is bedrieglijk voedsel (Spreuken 23:3).
“Toen zei Hij tegen mij: Mensenkind, ga, begeef u naar het huis van Israël en spreek tot hen met Mijn woorden.”
Ezechiël moet vervolgens spreken wat hij gegeten heeft. We spreken wat we ‘gegeten’ hebben, vanuit wat er in ons hart en denken is. Wat er in ons hart en denken is, is een gevolg van het geestelijk brood dat we hebben gegeten: Zijn woorden van waarheid, of leugens en dwalingen vanuit de mens.
“Maar het huis van Israël wil naar u niet luisteren, omdat zij naar Mij niet willen luisteren, want heel het huis van Israël heeft een hard voorhoofd en zij zijn hardleers.”
Het huis van Israël wilde niet luisteren. De geestelijke betekenis van huis verwijst in de bijbel naar ons denken. Dat komt regelmatig terug in wat ik schrijf, en leg ik uitgebreider uit in onder andere de bijbelstudie en de lezing die op mijn website staan. We kunnen dit onder andere afleiden uit het feest van de ongezuurde broden (Exodus 12), dat symbolisch verwijst naar het verwijderen van zuurdeeg uit ons denken (huis). Jesjoea verbindt zuurdeeg in Mattheüs 16 aan het onderwijs van de Farizeeën en Saduceeën, dat dwaling was: gedachten en opvattingen vanuit de mens dus en niet Zijn gedachten. Het feest van de ongezuurde broden verwijst dus symbolisch naar het verwijderen van leugens en dwalingen, gedachten en opvattingen vanuit de mens, uit ons denken.
Ook voorhoofd verwijst naar ons denken. We denken met onze hersenen (en bijbels gezien ook met ons hart) en hersenen bevinden zich in het hoofd. Een huis (denken) kan melaats zijn (Leviticus 14:34). In 2 Kronieken 26:19-20 is er melaatsheid op het voorhoofd. Melaatsheid is een ziekte en melaatsheid op het voorhoofd en in een huis, die beide symbool staan voor ons denken, verwijst naar geestelijke ziekte: leugens en dwalingen vanuit de mens maken ons denken ziek.
In deze context wordt een hard voorhoofd verbonden met het niet willen luisteren. Een hard voorhoofd maakt dat we Zijn woorden van waarheid niet kunnen horen. Een hard hart verwijst naar hetzelfde (Exodus 7:13, Markus 8:17, Johannes 12:40). Een hard voorhoofd is moeilijk te breken. Terwijl ons denken gebroken moet worden om van de leugens en dwalingen vanuit de mens bevrijd te worden. Een hoofd dat breekt verwijst naar een door de waarheid gebroken denken, dat hierdoor bevrijd wordt van leugens en dwalingen (Johannes 8:32). Hetzelfde geldt voor het breken van andere voorwerpen in de bijbel die symbool staan voor ons denken.
Luisteren in de bijbel heeft meer betekenis dan wij in onze taal gewend zijn. Luisteren is een waarheid, of leugen en dwaling, diep in je opnemen waardoor het je denken en hart verandert en je er als een automatisch gevolg naar gaat handelen. Door het verharde voorhoofd van het volk kon het Zijn woorden van waarheid niet in hun denken opnemen en kon het hun denken en hart niet veranderen.
“Zie, Ik zal uw gezicht even hard maken als hun gezicht, en uw voorhoofd even hard als hun voorhoofd. Uw voorhoofd zal Ik maken als diamant, harder dan steen. Wees niet bevreesd voor hen en wees niet ontsteld voor hun blik, want zij zijn een opstandig huis!”
Het voorhoofd (denken) van Ezechiël wordt ook hard gemaakt, maar in deze context wordt dit verbonden met steen. Het Hebreeuwse woord dat in deze tekst met steen is vertaald, is tsor (strong 6864). Dit woord heeft hetzelfde grondwoord als tsur (strong 6997), dat rots betekent. Het is dezelfde woordstam (t-s-r), met andere klinkers, en daardoor zijn deze woorden qua betekenis aan elkaar verwant. De Statenvertaling vertaalt tsor in deze tekst ook met rots. Rots verwijst in de bijbel naar de Messias (1 Korinthe 10:4). In de gelijkenis van het huis op de rots (Mattheüs 7) worden we verstandig genoemd als we ons huis (denken) op de Rots (Messias) ‘bouwen’. Door het eten van de boekrol met Zijn woorden van waarheid, was het denken van Ezechiël gefundeerd op de waarheid van de Rots. Daardoor was zijn voorhoofd (denken) hard, zodat hij niet vatbaar was voor de leugens en dwalingen uit het opstandige huis (denken) van het volk.
Nog specifieker betekent het Hebreeuwse woord tsor een scherpe steen. Het komt nog op één andere plaats voor in de bijbel en dat is in Exodus 4:25, waar Zippora met een scherpe steen haar en Mozes’ zoon besnijdt. Een tsor is dus scherp genoeg om als mes te kunnen dienen. Het voorhoofd van Ezechiël werd dus gemaakt als scherpe steen en als diamant. Het Hebreeuwse woord dat in deze tekst wordt vertaald met diamant is sjamir (strong 8068). In praktisch alle teksten in de bijbel waar dit woord voorkomt, wordt het gebruikt in de betekenis van distels. Alleen in deze tekst in Ezechiël wordt dit woord vertaald met diamant. Jahalom (strong 3095) is het Hebreeuwse woord voor diamant dat onder andere wordt gebruikt voor de edelstenen van de kleding van de hogepriester, een geheel ander woord dus en niet verwant aan sjamir. Waarom zou sjamir in deze tekst worden gebruikt als symbool voor de hardheid van het voorhoofd van Ezechiël? De overeenkomst tussen een scherpe steen (tsor) en distels (sjamir) is dat ze beide scherp zijn; je kan je er flink aan snijden. En de waarheid van het Woord van JHWH is scherper dan een tweesnijdend zwaard en het oordeelt de overleggingen en gedachten van het hart (Hebreeën 4:12).
“Verder zei Hij tegen mij: Mensenkind, al Mijn woorden die Ik tot u spreek, neem ze op in uw hart en luister ernaar met uw oren.”
Als we naar de diepere geestelijke betekenis van Zijn Woord luisteren en deze dus diep in ons hart opnemen, dan zal het ons hart veranderen en vervolgens ons handelen en spreken. Dan zal ons opstandige huis (denken) vallen (Mattheüs 7:27) en groeien we naar Zijn beeld.
“maar dat wij, door ons in liefde aan de waarheid te houden, in alles toe zouden groeien naar Hem Die het Hoofd is, namelijk Christus.”
Efeziërs 4:15
_______
De bijbelse begrippen en principes in dit blog worden uitgebreider onderbouwd en uitgelegd in mijn boek.