Ik wil horen Uw zachte stem

“U leidde in Uw goedertierenheid
dit volk, dat U verlost hebt.
U leidde hen zachtjes door Uw kracht
naar Uw heilige woning.”

“U zult hen brengen en hen planten
 op de berg die Uw eigendom is,
 Uw vaste woonplaats,
 die U gemaakt hebt, HEERE,
 het heiligdom, Heere,
 dat Uw handen gesticht hebben.”

Uit een lied van Mozes en de Israëlieten, Exodus 15:13 en 17

Als je deze teksten leest zonder dat je weet wanneer dit lied werd gezongen, dan zou je kunnen denken dat het hier over de tabernakel of over de tempel gaat: Zijn heilige woning, Zijn heiligdom. Maar in Exodus 15 was nog geen sprake van de tabernakel, en de tempel kwam nog later. De Israëlieten waren net door de zee getrokken en zo aan vervolging door de farao ontkomen. Exodus 15 is een loflied dat daarover gaat. Pas tien hoofdstukken later, in Exodus 25, geeft JHWH opdracht en een blauwdruk om de tabernakel te bouwen. Toch wordt in dit loflied Zijn heilige woning en Zijn heiligdom genoemd. Dat kan misschien profetisch vooruitwijzen naar de tabernakel waar JHWH later de opdracht voor geeft, maar de heilige woning van JHWH heeft ook een geestelijke betekenis.

Huis, tent, tabernakel, tempel paleis, en andere verblijfplaatsen in de bijbel verwijzen naar het denken. We kunnen dit bijvoorbeeld afleiden uit het feest van de ongezuurde broden (Exodus 12), dat symbolisch verwijst naar het verwijderen van zuurdeeg uit ons denken (huis). Jesjoea verbindt zuurdeeg in Mattheüs 16 namelijk aan het onderwijs van de Farizeeën en Saduceeën, dat dwaling was: gedachten en opvattingen vanuit de mens dus en niet Zijn gedachten. Het feest van de ongezuurde broden verwijst dus symbolisch naar het verwijderen van leugens en dwalingen, gedachten en opvattingen vanuit de mens, uit ons denken. De gelijkenis van het huis op de rots (dat naar de Messias verwijst: 1 Korinthe 4:10) vertelt ons dat we wijs worden genoemd als we ons denken op de Rots Jesjoea funderen. En de diepere geestelijke betekenis van de tempelreiniging door Jesjoea in Matheüs 21 verwijst dan naar het reinigen van onze tempel: ons denken. Hoe reinigt Jesjoea ons denken? Door de waarheid van Zijn Woord (Efeziërs 5:26). Alleen Zijn Woord is waarheid (Johannes 17:17).

Als JHWH ons naar Zijn heilige woning leidt, dan leidt Hij ons dus naar Zijn denken, naar Zijn gedachten (Jesaja 55:8). Hij brengt ons naar Zijn berg, wat ook naar Zijn gedachten verwijst. Hierover schrijf ik uitgebreider in mijn blog ‘Zijn we al op Zijn berg’. Hij maakt ons denken nieuw (Efeziërs 4:23) en ook ons hart (Ezechiël 36:26): een nieuw mens naar Zijn beeld in ware rechtvaardigheid en heiligheid (Efeziërs 4:24).

Het lied in Exodus 15 zegt dat Hij ons verlost heeft. Natuurlijk verwees dit in het lied naar de fysieke verlossing door de zee, waardoor de Israëlieten werden verlost van de farao. Maar het verwijst dieper door naar onze geestelijke verlossing: de verlossing van de leugens en dwalingen vanuit de mens in ons denken, dat zonde ten diepste is als we kijken naar de reden van de zondvloed in Genesis 6:5: de ‘gedachtespinsels van het hart’. Dat is wat ons gebonden houdt. Maar Zijn waarheid maakt ons vrij (Johannes 8:31-32). En dat is door Zijn kracht. Niet door menselijke kracht, maar door Zijn geest van waarheid (Zacharia 4:6, Johannes 16:13).

“Heer, ik wil horen uw zachte stem.
Laat and’re stemmen in mij zwijgen.”
https://www.youtube.com/watch?v=Z2vWRGyUVJw

Brood als honing en een voorhoofd als steen: Ezechiël 3

In dit bijbelgedeelte ontvangt Ezechiël woorden van JHWH om te spreken tot zijn volk dat niet wil luisteren. Hierbij wordt gebruik gemaakt van symboliek. Wat is de betekenis van de symboliek die hier gebruikt wordt, en waar vinden we dit terug in het Woord?

“Daarna zei Hij tegen mij: Mensenkind, eet wat u aantreft. Eet deze rol op, ga, spreek tot het huis van Israël. Toen deed ik mijn mond open en Hij gaf mij die rol te eten.”

Ezechiël krijgt de opdracht een boekrol op te eten. De geestelijke betekenis van eten verwijst naar het tot je nemen, in je denken en hart opnemen, van geestelijk voedsel. Dat kan geestelijk brood van waarheid vanuit JHWH zijn (Deuteronomium 8:3, Johannes 6:32), of geestelijk brood van leugens en dwalingen vanuit de mens (Spreuken 4:17, 20:17, 23:3). In deze context at Ezechiël de woorden van JHWH die op de boekrol stonden (Ezechiël 2:7-10): geestelijk brood van waarheid dus. We zien dit bijvoorbeeld ook in Jeremia 15:16, waar de woorden van JHWH worden gegeten tot vreugde en blijdschap in het hart.

“Hij zei tegen mij: Mensenkind, geef uw buik te eten, vul uw binnenste met deze rol, die Ik u geef. Toen at ik en hij werd in mijn mond als honing zo zoet.”

De woorden die wij ‘eten’, zowel de woorden van waarheid vanuit JHWH als de woorden van leugens en dwaling vanuit de mens, komen in ons binnenste, in ons diepste wezen, en hebben van daaruit hun uitwerking. Zijn woorden van waarheid werken bevrijding uit (Johannes 8:32). Leugens en dwalingen vanuit de mens houden ons geestelijk dood. Leugens en dwalingen in het menselijk denken (‘gedachtespinsels van het hart’) waren de reden van de zondvloed (Genesis 6:5) en zijn dus ten diepste zonde. En het loon van de zonde is de (geestelijke) dood (Romeinen 6:23). De waarheid van JHWH is als honing zo zoet (Psalm 19:11, 119:103). Leugens en dwalingen kunnen zoet en smakelijk lijken, maar worden daarna als kiezelstenen (Spreuken 20:17), want het is bedrieglijk voedsel (Spreuken 23:3).

“Toen zei Hij tegen mij: Mensenkind,  ga, begeef u naar het huis van Israël en spreek tot hen met Mijn woorden.”

Ezechiël moet vervolgens spreken wat hij gegeten heeft. We spreken wat we ‘gegeten’ hebben, vanuit wat er in ons hart en denken is. Wat er in ons hart en denken is, is een gevolg van het geestelijk brood dat we hebben gegeten: Zijn woorden van waarheid, of leugens en dwalingen vanuit de mens.

“Maar het huis van Israël wil naar u niet luisteren, omdat zij naar Mij niet willen luisteren, want heel het huis van Israël heeft een hard voorhoofd en zij zijn hardleers.”

Het huis van Israël wilde niet luisteren. De geestelijke betekenis van huis verwijst in de bijbel naar ons denken. Dat komt regelmatig terug in wat ik schrijf, en leg ik uitgebreider uit in onder andere de bijbelstudie en de lezing die op mijn website staan. We kunnen dit onder andere afleiden uit het feest van de ongezuurde broden (Exodus 12), dat symbolisch verwijst naar het verwijderen van zuurdeeg uit ons denken (huis). Jesjoea verbindt zuurdeeg in Mattheüs 16 aan het onderwijs van de Farizeeën en Saduceeën, dat dwaling was: gedachten en opvattingen vanuit de mens dus en niet Zijn gedachten. Het feest van de ongezuurde broden verwijst dus symbolisch naar het verwijderen van leugens en dwalingen, gedachten en opvattingen vanuit de mens, uit ons denken.

Ook voorhoofd verwijst naar ons denken. We denken met onze hersenen (en bijbels gezien ook met ons hart) en hersenen bevinden zich in het hoofd. Een huis (denken) kan melaats zijn (Leviticus 14:34). In 2 Kronieken 26:19-20 is er melaatsheid op het voorhoofd. Melaatsheid is een ziekte en melaatsheid op het voorhoofd en in een huis, die beide symbool staan voor ons denken, verwijst naar geestelijke ziekte: leugens en dwalingen vanuit de mens maken ons denken ziek.

In deze context wordt een hard voorhoofd verbonden met het niet willen luisteren. Een hard voorhoofd maakt dat we Zijn woorden van waarheid niet kunnen horen. Een hard hart verwijst naar hetzelfde (Exodus 7:13, Markus 8:17, Johannes 12:40). Een hard voorhoofd is moeilijk te breken. Terwijl ons denken gebroken moet worden om van de leugens en dwalingen vanuit de mens bevrijd te worden. Een hoofd dat breekt verwijst naar een door de waarheid gebroken denken, dat hierdoor bevrijd wordt van leugens en dwalingen (Johannes 8:32). Hetzelfde geldt voor het breken van andere voorwerpen in de bijbel die symbool staan voor ons denken.

Luisteren in de bijbel heeft meer betekenis dan wij in onze taal gewend zijn. Luisteren is een waarheid, of leugen en dwaling, diep in je opnemen waardoor het je denken en hart verandert en je er als een automatisch gevolg naar gaat handelen. Door het verharde voorhoofd van het volk kon het Zijn woorden van waarheid niet in hun denken opnemen en kon het hun denken en hart niet veranderen.

“Zie, Ik zal uw gezicht even hard maken als hun gezicht, en uw voorhoofd even hard als hun voorhoofd. Uw voorhoofd zal Ik maken als diamant, harder dan steen. Wees niet bevreesd voor hen en wees niet ontsteld voor hun blik, want zij zijn een opstandig huis!”

Het voorhoofd (denken) van Ezechiël wordt ook hard gemaakt, maar in deze context wordt dit verbonden met steen. Het Hebreeuwse woord dat in deze tekst met steen is vertaald, is tsor (strong 6864). Dit woord heeft hetzelfde grondwoord als tsur (strong 6997), dat rots betekent. Het is dezelfde woordstam (t-s-r), met andere klinkers, en daardoor zijn deze woorden qua betekenis aan elkaar verwant. De Statenvertaling vertaalt tsor in deze tekst ook met rots. Rots verwijst in de bijbel naar de Messias (1 Korinthe 10:4). In de gelijkenis van het huis op de rots (Mattheüs 7) worden we verstandig genoemd als we ons huis (denken) op de Rots (Messias) ‘bouwen’. Door het eten van de boekrol met Zijn woorden van waarheid, was het denken van Ezechiël gefundeerd op de waarheid van de Rots. Daardoor was zijn voorhoofd (denken) hard, zodat hij niet vatbaar was voor de leugens en dwalingen uit het opstandige huis (denken) van het volk.

Nog specifieker betekent het Hebreeuwse woord tsor een scherpe steen. Het komt nog op één andere plaats voor in de bijbel en dat is in Exodus 4:25, waar Zippora met een scherpe steen haar en Mozes’ zoon besnijdt. Een tsor is dus scherp genoeg om als mes te kunnen dienen. Het voorhoofd van Ezechiël werd dus gemaakt als scherpe steen en als diamant. Het Hebreeuwse woord dat in deze tekst wordt vertaald met diamant is sjamir (strong 8068). In praktisch alle teksten in de bijbel waar dit woord voorkomt, wordt het gebruikt in de betekenis van distels. Alleen in deze tekst in Ezechiël wordt dit woord vertaald met diamant. Jahalom (strong 3095) is het Hebreeuwse woord voor diamant dat onder andere wordt gebruikt voor de edelstenen van de kleding van de hogepriester, een geheel ander woord dus en niet verwant aan sjamir. Waarom zou sjamir in deze tekst worden gebruikt als symbool voor de hardheid van het voorhoofd van Ezechiël? De overeenkomst tussen een scherpe steen (tsor) en distels (sjamir) is dat ze beide scherp zijn; je kan je er flink aan snijden. En de waarheid van het Woord van JHWH is scherper dan een tweesnijdend zwaard en het oordeelt de overleggingen en gedachten van het hart (Hebreeën 4:12).

“Verder zei Hij tegen mij: Mensenkind, al Mijn woorden die Ik tot u spreek, neem ze op in uw hart en luister ernaar met uw oren.”

Als we naar de diepere geestelijke betekenis van Zijn Woord luisteren en deze dus diep in ons hart opnemen, dan zal het ons hart veranderen en vervolgens ons handelen en spreken. Dan zal ons opstandige huis (denken) vallen (Mattheüs 7:27) en groeien we naar Zijn beeld.

“maar dat wij, door ons in liefde aan de waarheid te houden, in alles toe zouden groeien naar Hem Die het Hoofd is, namelijk Christus.”
Efeziërs 4:15

_______

De bijbelse begrippen en principes in dit blog worden uitgebreider onderbouwd en uitgelegd in mijn boek.

Overwinning in de strijd

“En ik zal een bete broods langen, dat Gij Uw hart sterkt; daarna zult Gij voortgaan…” Genesis 18:5 uit de oude Statenvertaling. Nieuwere vertalingen vertalen het woord ‘hart’ weg, dat wel in de Hebreeuwse grondtekst staat. Geestelijk brood sterkt ons hart.

Het Hebreeuwse woord akal (strongnummer 398), een woord dat veel wordt gebruikt in de bijbel, heeft de betekenis van eten maar ook van verteren of vernietigen. Dit Hebreeuwse woord wordt in beide betekenissen in bijbelteksten gebruikt: het eten van voedsel en het verteren of vernietigen door bijvoorbeeld vuur of het zwaard. Deze betekenissen lijken totaal verschillend te zijn maar zijn toch met elkaar verbonden, getuige het gebruik van één en hetzelfde Hebreeuwse woord. Als je voedsel eet, dan wordt het verteerd: spijsvertering. Maar in de diepere geestelijke betekenis waar dit woord naar verwijst, zijn deze betekenissen ook met elkaar verbonden.

De diepere geestelijke betekenis van woorden als vernietigen en verteren verwijst naar het vernietigen van leugens en dwalingen in ons denken en hart, waardoor we geestelijk gaan leven. Het ‘eten’ van geestelijk brood van de waarheid (Johannes 6:48-58), de diepe waarheid van Zijn Woord, vernietigt die leugens en dwalingen in ons denken en hart. De betekenis van bijbelteksten waarin oorlog of strijd is, en waarin mensen worden vernietigd of gedood, verwijst geestelijk dieper door naar de strijd in ons denken, naar de vernietiging van de leugens en dwalingen in ons denken. Dat zet ik hier misschien wat kort door de bocht neer, maar in mijn boek leg ik dit uitgebreider uit en geef ik voorbeelden van bijbelteksten waar dit uit blijkt. JHWH wil ons leven niet vernietigen, Hij wil ons juist leven geven! En overwinningen in deze geestelijke strijd, geven ons (geestelijk) leven (Johannes 6:50-51, Openbaring 2:7, 11).

De geestelijke strijd en oorlog vindt plaats in ons denken; het is de strijd tussen Zijn waarheid en de leugens en dwalingen in ons denken. Het voorwerp van geestelijke vernietiging, of de geestelijke vijand die overwonnen moet worden, zijn de leugens en dwalingen in ons denken. Die maken ons ‘vijandig gezind’, of zoals de KJV vertaalt: ‘enemies in your mind’ (vijanden in je denken) (Kolossenzen 1:21). En eigenlijk maken deze ons een vijand van onszelf. Want we zouden moeten willen dat deze vernietigd worden, omdat ze onze groei naar geestelijke volwassenheid, naar Zijn beeld (Efeziërs 4:15), belemmeren. Maar het woord strijd geeft al aan dat het vernietigen van leugens en dwalingen door Zijn waarheid niet per definitie een gemakkelijk proces is. Zijn waarheid, het hemelse brood, confonteert leugens en dwalingen in ons denken waar we misschien om een of andere reden wel aan vast willen houden. Maar Zijn waarheid is wat ons vrijmaakt (Johannes 8:32). Het ‘eten’ van Zijn geestelijk brood geeft overwinning in deze strijd. Als we Zijn waarheid ‘eten’ (akal), dan laten we Hem tegelijkertijd de leugens en dwalingen in ons denken ‘vernietigen’ (akal).

We zien dit principe terug in de Hebreeuwse woorden lacham (strongnummer 3898) en lechem (strongnummer 3899). Lacham wordt voornamelijk met oorlog of strijd vertaald, maar het wordt ook gebruikt in de betekenis van eten. Dit Hebreeuwse woord is het grondwoord van het bekende lechem (strongnummer 3899), dat brood betekent. Beide woorden hebben dezelfde stam (l-ch-m) en zijn dus qua betekenis met elkaar verbonden. De geestelijke strijd of oorlog (lacham), wordt gevochten met het geestelijk brood (lechem): Zijn Woord, het zwaard van de Geest (Efeziërs 6:17).

“Wie overwint, hem zal Ik te eten geven van de Boom des levens, die midden in het paradijs van God staat.” Openbaring 2:7

Een feestmaal op de berg

Een prachtige belofte in Jesaja 25:6-9…

6 De HEERE van de legermachten zal
op deze berg voor alle volken
een feestmaal met uitgelezen gerechten aanrichten,
een feestmaal met gerijpte wijnen,
met uitgelezen gerechten vol merg,
met gezuiverde gerijpte wijnen.

[Deze berg hebben we de laatste tijd vaker gezien. Berg verwijst in de bijbel naar wat boven is, en dit is verbonden met de 100-voudige vrucht uit de gelijkenis van de zaaier: een denken en hart dat lijkt op Zijn denken en hart, naar Zijn beeld. Een denken en hart vol van Zijn waarheid, waardoor er geen plaats is voor leugens en dwalingen vanuit de mens. Zie ook mijn laatste blog.

Het feestmaal verwijst naar het bruiloftsmaal met het Lam, dat een symbool is voor onze eenwording met de Messias: het moment dat we geestelijk gegroeid zijn naar eenwording met Hem, met Zijn denken en hart. Daarom is het logisch dat het feestmaal en de berg in deze context met elkaar worden verbonden.

De uitgelezen gerechten vol merg en de gezuiverde gerijpte wijnen verwijzen naar Zijn diepe waarheid die we tot ons mogen nemen, mogen eten en drinken, op die berg. Zijn waarheid die we steeds scherper gaan zien naarmate we dichter naar Hem toe groeien op die berg. “…wie tot Mij komt, zal beslist geen honger hebben, en wie in Mij gelooft, zal nooit meer dorst hebben.” (Johannes 6:35)

Tegenover de berg staat de aarde (Kolossenzen 3:2 en vers 12 van dit gedeelte in Jesaja). Het is inmiddels duidelijk waarom het feestmaal hier op de berg is en niet op de aarde.]

7 En Hij zal op deze berg verslinden
de sluier waarmee het gezicht van alle volken omsluierd is,
en de bedekking waarmee alle naties bedekt zijn.

[Op deze berg wordt de sluier verslonden, vernietigd. Deze sluier, of bedekking, ontneemt het zicht op Zijn waarheid (Ezechiël 12:2). Wat ontneemt het zicht op Zijn waarheid: dat zijn leugens en dwalingen vanuit de mens. En deze bedekking wordt volgens 2 Korinthe 3:14 tenietgedaan in de Messias. Door het aannemen, eten en drinken, van de diepere waarheid die Hij onderwijst. Hierover heb ik eerder uitgebreider geschreven in mijn blog: De bedekking die teniet wordt gedaan in Christus.]

8  Hij zal de dood voor altijd verslinden,
de Heere HEERE zal de tranen van alle gezichten afwissen
en de smaad van Zijn volk wegnemen van heel de aarde,
want de HEERE heeft gesproken.

[Het loon van de zonde is de (geestelijke) dood (Romeinen 6:23). Zonde is ten diepste de leugens en dwalingen in ons denken en ons hart (Genesis 6:5, 8:21). En dat is de sluier of bedekking uit het vorige vers. Als deze sluier wordt verslonden, dan zal de dood die het tot gevolg had ook worden verslonden. En dan staan we op in nieuw (geestelijk) leven!]

9 Op die dag zal men zeggen:
Zie, Dit is onze God;
wij hebben Hem verwacht, en Hij zal ons verlossen.
Dit is de HEERE, wij hebben Hem verwacht,
wij zullen ons verheugen en verblijden in Zijn heil.

[Als de bedekking van leugens en dwalingen, die het zicht op Zijn waarheid ontneemt, wordt verslonden, dan gaan we steeds meer zien Wie onze God werkelijk is. Het is JHWH die ons hiervan verlost, Hij alleen. En wat een blijdschap is Zijn verlossing, die ons zicht geeft op Zijn waarheid die ons denken en hart verandert, en ons doet opstaan in nieuw (geestelijk) leven!]

_______

De bijbelse begrippen en principes in dit blog worden uitgebreider onderbouwd en uitgelegd in mijn boek.

 

 

 

De verheerlijking op de berg

“Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb; luister naar Hem!” Mattheüs 17:5

De verheerlijking op de berg verwijst naar diepere geestelijke betekenissen, die je op het eerste gezicht niet ziet als je niet verder kijkt dan de letterlijke beschrijving in Mattheüs 17, Markus 9 en Lukas 9.

Wat is geestelijk gezien de plaats waar Jesjoea drie van Zijn volgelingen mee naar toe nam? De geestelijke betekenis van berg verwijst naar boven, naar wat boven is. En dit is verbonden met de 100-voudige vrucht uit de gelijkenis van de zaaier. In mijn blog ‘Zijn we al op Zijn berg’ heb ik hier uitgebreider over geschreven. Boven is waar de Vader is (Jakobus 1:17). Mozes ontmoette JHWH op een berg. En Jesjoea trok Zich vaak terug op een berg om bij Zijn Vader te zijn (Mattheüs 14:23, Lukas 6:12). Deze keer nam Hij Zijn drie discipelen mee. Het beklimmen van de berg verwijst naar het omhoog klimmen op de geestelijke ladder naar geestelijke volwassenheid: de 100-voudige vrucht uit de gelijkenis van de zaaier. Daar zijn de dingen die we moeten zoeken en bedenken volgens Kolossenzen 3:1-2. Dit heeft dus alles te maken met ons denken, en met ons hart. En het is Jesjoea die ons meeneemt naar die berg, het is door Zijn onderwijs, door Zijn Woord, dat we die geestelijke berg kunnen beklimmen.

Op de berg aangekomen, verandert Jesjoea van gedaante en van kleding. Het veranderen van kleding is in de bijbel verbonden met geestelijke groei door de vernieuwing van ons denken (Efeziërs 4:23). Ik leg dit uitgebreid uit in mijn boek. In Genesis 35:2 bijvoorbeeld wordt reiniging (van afgoderij, dat ten diepste in ons denken is) verbonden aan het verwisselen van kleding. In Leviticus 16:4 moet de priester heilige kleding aandoen als hij op Grote Verzoendag het Heilige der Heiligen binnengaat. Door het verwisselen van onze kleding, van 30-,  naar 60-, naar 100-voud denken, naderen we steeds dichter tot JHWH. In Efeziërs 4:22 en 24 roept Paulus ons op om onze oude mens, onze vroegere levenswandel (in zonde), af te leggen en ons te bekleden met de nieuwe mens in ware rechtvaardigheid en heiligheid, begrippen die verwijzen naar de 100-voudige vrucht uit de gelijkenis van de zaaier. En in Openbaring 3:5 staat dat wie overwint – dat verwijst naar de overwinning van de strijd in ons denken – bekleed zal worden met witte kleren.

Petrus stelt voor om tenten te maken. Tenten verwijzen, net als woning of huis, naar ons denken. We kunnen dat bijvoorbeeld afleiden uit het feest van de ongezuurde broden (Exodus 12), dat verwijst naar de noodzaak om het zuurdeeg uit ons huis (ons denken) te verwijderen. Jesjoea verbindt zuurdeeg in Mattheüs 16 aan het onderwijs van de Farizeeën en Saduceeën, dat dwaling was: gedachten en opvattingen vanuit de mens dus en niet Zijn gedachten. Het feest van de ongezuurde broden verwijst naar de noodzaak om die leugens en dwalingen, de gedachten en opvattingen vanuit de mens, te verwijderen uit ons denken. Dat de geestelijke betekenis van huis naar ons denken verwijst, kunnen we ook afleiden uit de gelijkenis van het huis (denken) op de Rots (dat naar de Messias verwijst) uit Mattheüs 7. Petrus wil tenten maken voor degenen die op de berg zijn verschenen, of verheerlijkt: Jesjoea, Mozes en Elia. Deze drie staan in deze context symbool voor het denken van de Vader dat zuiver waarheid is, het denken van het ‘berg-niveau’, het denken dat hoort bij de 100-voudige vrucht uit de gelijkenis van de zaaier. Dat is het hemelse denken (woning) waar Paulus in 2 Korinthe 5:1-2 vurig naar verlangt, in plaats van zijn aardse denken (huis). Dat is het denken dat we moeten zoeken volgens Kolossenzen 3:1-2. Het voorstel tot het maken van tenten voor deze drie, is een symbool voor het 100-voudige, hemelse ‘berg’denken van deze drie. Petrus had dit denken nog niet, want “hij wist echter niet wat hij zei” (Lukas 9:33, Markus 9:6).

Terwijl Petrus nog sprak, klinkt de stem van de Vader Die vertelt Wie Jesjoea is en oproept om naar Hem te luisteren. Luisteren naar Zijn onderwijs van de waarheid, zorgt dat we worden overkleed met een 100-voud tent (denken). Luisteren betekent in de bijbel niet zomaar naar iets horen, het betekent de woorden diep in je opnemen, accepteren als waarheid. En dan verandert het ons denken en vervolgens ons hart. Zo groeien we van 30-voud, naar 60-voud, naar 100-voudige vrucht uit de gelijkenis van de zaaier. Onze geestelijke groei naar de top van de berg, de top van de geestelijke ladder: waar we lijken op Jesjoea (Efeziërs 4:15, Romeinen 8:29, 2 Korinthe 3:18).

De reactie van de discipelen op deze stem van de Vader is dat zij zich met het gezicht (hoofd) ter aarde werpen. Aarde staat tegenover hemel (zie ook weer Kolossenzen 3:1-2). Als hemel symbool staat voor het 100-voud denken van JHWH en Jesjoea, dan staat aarde symbool voor het onvolmaakte 30- en 60-voud denken dat leugens en dwalingen vanuit de mens bevat. In mijn boek leg ik uit dat een beweging naar beneden vanuit het 30- en 60-voud onvolmaakte niveau van denken, verwijst naar het ‘uitgieten’ van de leugens en dwalingen in het denken naar de aarde. In het algemeen verwijzen voorwerpen in de bijbel die inhoud kunnen bevatten naar ons denken, en dat geldt ook voor schaal. De schalen die tijdens de zondofferrituelen werden leeggegoten naar de aarde (Leviticus 4:25, 34) wijzen op de noodzaak om onze ‘schaal’ te legen van leugens en dwalingen. Het gevolg van het horen van Zijn stem – dat dus meer betekent dan wij in onze taal gewend zijn: bijbels horen en luisteren is het diep in je opnemen en accepteren als waarheid – is dus dat de discipelen de leugens en dwalingen uit hun denken symbolisch naar de aarde gieten. Door het aannemen van de waarheid verdwijnt de dwaling. Zij wierpen zich met het gezicht ter aarde.

De bijbelse definitie van zonde wordt duidelijk als we de reden van de zondvloed kennen: Genesis 6:5. Het zijn de leugens en dwalingen in ons denken en hart. Het gevolg van het verdwijnen van leugens en dwalingen uit ons denken en hart, door het aannemen van Zijn waarheid, is dat we (geestelijk) gaan leven. Het loon van zonde is namelijk (geestelijke) dood (Romeinen 6:23); het loon van het verwijderen van zonde (leugens en dwalingen) is dus (geestelijk) leven. Daarom is de reactie van Jesjoea toen de discipelen hun gezicht ter aarde wierpen in deze context opvallend: “Sta op”. Opstaan verwijst naar leven, naar nieuw (geestelijk) leven. Het nieuwe (geestelijke) leven dat we ontvangen als we onze schaal leeg gieten naar de aarde, als we ons met het gezicht ter aarde werpen, door het aannemen van de diepe geestelijke waarheid van Zijn onderwijs, van Zijn Woord.

“Wij allen nu, die met onbedekt gezicht de heerlijkheid van de Heere als in een spiegel aanschouwen, worden van gedaante veranderd naar hetzelfde beeld, van heerlijkheid tot heerlijkheid, zoals dit door de Geest van de Heere bewerkt wordt.” 2 Korinthe 3:18

_______

De bijbelse begrippen en principes in dit blog worden uitgebreider onderbouwd en uitgelegd in mijn boek.

 

Zie Mijn handen en Mijn voeten

“Die Zelf onze zonden in Zijn lichaam gedragen heeft op het hout.”
1 Petrus 2:24

In mijn boek, in het hoofdstuk ‘Jesjoea droeg onze zonden’, leg ik uit hoe we in de geestelijke betekenis van de gebeurtenissen rond de kruisiging van Jesjoea bevestigd zien dat Hij onze zonden droeg. Ik schrijf in dit hoofdstuk over de geestelijke betekenis van de kroon van dorens die de soldaten op Zijn hoofd zetten en de wijn die Hij dronk voordat Hij uitriep “Het is volbracht”. Maar er is meer geestelijke diepgang in de kruisiging. Recent werd ik nog eens gewezen op de wonden in Zijn handen en voeten. Toen ik besefte wat de geestelijke betekenis is van handen en voeten en waarom precies dáár Zijn wonden zijn geslagen, werd ik diep geraakt…

Zij hebben mijn handen en mijn voeten doorboord.” Psalm 22:17

In Daniël 2 wordt een beeld beschreven dat uit vier lichaamsdelen bestaat. Een hoofd van goud, borst en armen van zilver, buik en dijen van brons, benen van ijzer en voeten van ijzer en leem. De betekenis van dit beeld wordt vanaf vers 36 uitgelegd en dan blijken het vier koninkrijken te zijn. We speculeren al eeuwenlang over de vraag welke letterlijke koninkrijken dat nu precies zijn, en dan vooral het laatste koninkrijk, en waar we nu zijn op de klok van onze overgang naar de eeuwigheid. Maar de geestelijke betekenis van deze vier koninkrijken en lichaamsdelen verwijst naar de vier tredes op de geestelijke ladder van groei naar geestelijke volwassenheid. Dit leg ik uitgebreider uit in mijn boek.

In vers 41-43 wordt het koninkrijk uitgelegd dat verbonden is aan de voeten. Het wordt beschreven met de woorden broos, verdeeld en leem. Dit verwijst naar de lagere fasen van geestelijke groei op de geestelijke ladder en daar staan de 30- en 60-voudige vrucht uit de gelijkenis van de zaaier (Mattheüs 13) symbool voor. Deze fasen zijn broos en kwetsbaar. Hoe hoger we stijgen op de geestelijke ladder naar geestelijke volwassenheid, hoe sterker en stabieler we geestelijk worden. Het denken van de lagere fasen van geestelijke groei bevat leugens en dwalingen (dat de bijbelse definitie is van zonde, zie o.a. Genesis 6:5 en 8:21; en voor verdere onderbouwing mijn boek) en dat is wat ze broos en kwetsbaar maakt. Ze zijn ook verdeeld, en in vers 43 staat dat ze niet aan elkaar gehecht zullen zijn, ze zijn geen eenheid. En dat is precies wat we ook zien bij deze geestelijke fasen. Er is veel verdeeldheid en geen eenheid. Werkelijk één zijn met elkaar is pas mogelijk als we werkelijk één zijn met JHWH, als onze gedachten één zijn met Zijn gedachten (Jesaja 55:8). Ik schreef hierover uitgebreider in mijn blog ‘Zijn we al op Zijn berg’. En dat bereiken we pas aan de top van de geestelijke ladder. Leem, of klei, ten slotte, verwijst naar het stof van de aarde waar het vlees van de mens uit is gevormd (Genesis 2:7). En ook dit verwijst naar de 30- en 60-voudige vrucht, de lagere fasen van geestelijke groei dus. Ook dit leg ik uitgebreid uit in mijn boek.

Voeten komen rechtstreeks in aanraking met het stof van de aarde en het stof van de aarde zit aan voeten gekleefd. Stof en aarde (zie o.a. Job 9:24) zijn verbonden met de 30- en 60-voudige vrucht uit de gelijkenis van de zaaier en met leugens en dwalingen (zonde) die de 30- en 60-voudige vrucht onderscheiden van de 100-voudige vrucht. Dit onderbouw ik uitgebreider in mijn boek. Dit stof moet in Markus 6:11 van de voeten worden geschud, als symbool dat mensen niet naar de waarheid willen luisteren maar in hun leugens en dwalingen (stof) blijven geloven. In de geestelijke betekenis van de voetwassing in Johannes 13 wast Jesjoea met water dit stof van de voeten van de discipelen. In Johannes 13:8 zegt Jesjoea dat we geen deel aan Hem hebben, als we Hem onze voeten niet laten wassen. De geestelijke betekenis hiervan is dat we geen deel zullen hebben aan Hem – niet zullen groeien naar Zijn beeld, de top van de geestelijke ladder – als we het stof van leugens en dwalingen niet door Hem van onze 30- en 60-voud voeten laten wassen met het levende water van Zijn waarheid.

In Psalm 73:13 en Jakobus 4:8 wordt het reinigen van de handen verbonden aan het zuiveren van harten. Gezuiverde harten zijn harten die gereinigd zijn van zonde, van leugens en dwalingen. Leugens en dwalingen die in deze teksten dus symbolisch aan handen gekleefd zijn, waardoor de handen gereinigd moeten worden, of moeten worden gewassen in onschuld. Naast de voetwassing die ik hierboven noemde, is er ook een bekende handwassing in de Evangeliën: Pilatus waste zijn handen in onschuld toen hij recht moest spreken over Jesjoea (Mattheüs 27:24). Pilatus waste als het ware symbolisch de schuld, de zonde, van zijn handen. Schuld, zonde, leugens en dwalingen, worden dus ook hier weer verbonden aan de handen. En geloven in leugens en dwalingen is een kenmerk van de 30- en 60-voud fase van geestelijke groei.

De bedenker van de ‘temple man’ (‘tempel mens’) ontdekte in de bijbel dat er een verbinding is van de tempel met het menselijk lichaam zoals dat in de bijbel beschreven wordt. Deze engelstalige website legt dat uitgebreid uit. De ‘temple man’ verbindt ook de tempel en het beeld in Daniël met elkaar en komt dan tot de volgende conclusie: het hoofd kan worden verbonden met het Heilige der Heiligen, de romp met het Heilige en de handen en voeten met de voorhof. In mijn boek leg ik uit hoe we de tempel kunnen verbinden aan de 30-, 60- en 100-voudige vrucht uit de gelijkenis van de zaaier: Heilige der Heiligen 100-voud, Heilige 60-voud en voorhof 30-voud. Het bestuderen van de ‘temple man’ kan meer duidelijkheid geven over de geestelijke betekenis en plaats van handen en voeten. Wat misschien verwarrend kan zijn, is dat de ‘temple man’ de handen en voeten toekent aan de 30-voud voorhof, waardoor het 60-voud Heilige in dit plaatje buiten beeld blijft. Voor het overkoepelende beeld is dat niet relevant. De 30- en 60-voudige vrucht zijn veel lastiger van elkaar te onderscheiden dan de 30/60- en 100-voudige vrucht. Leugens en dwalingen zijn bij beide fasen 30- en 60-voud aanwezig, terwijl de 100-voud fase van geestelijke groei daar vrij (bevrijd) van is. Dit is een duidelijk onderscheid tussen 30/60-voudige vrucht en 100-voudige vrucht.

“Die Zelf onze zonden in Zijn lichaam gedragen heeft op het hout.”
1 Petrus 2:24

We kunnen dus concluderen dat handen en voeten in de bijbel verwijzen naar de lagere fasen van geestelijke groei: de 30- en 60-voudige vrucht uit de gelijkenis van de zaaier. Het zijn de fasen die verbonden zijn met zonde: met leugens en dwalingen in denken en hart. En het zijn dus juist de lichaamsdelen die symbool staan voor die fasen, die doorboord werden aan het kruis. Het zijn die lichaamsdelen die bloedden aan het kruis. Het is alleen door Zijn wonden dat we geestelijk kunnen groeien van 30-voud, naar 60-voud, naar 100-voudige vrucht en daardoor leven kunnen vinden. Door de wonden aan Zijn handen en voeten worden we genezen van de leugens en dwalingen in ons denken en hart.

“Zie Mijn handen en Mijn voeten…”  Lukas 24:39

Toen ik besefte wat de geestelijke betekenis is van handen en voeten en waarom precies dáár Zijn wonden zijn geslagen, werd ik diep geraakt. Jesjoea zegt als het ware: zie Mijn handen en voeten, en zie wat ik voor jou gedaan heb (Lukas 24:39). Ik besefte hoe de tekenen van de wonden in Zijn handen en voeten verwijzen naar degenen voor wie die wonden waren: voor iedereen die in leugens en dwalingen (zonde) verstrikt was, of in bepaalde mate nog is. En ik besefte dat dit een bewijs is van Zijn enorme liefde voor degenen die verstrikt zijn in zonde en die Hij wil bevrijden van hun leugens en dwalingen. Wij zien deze mensen, of onszelf, vaak als mensen waar geestelijk op wordt neergekeken; veel negatieve begrippen in de bijbel zoals overspelige, hoer, afgodendienaar of geestelijk dood, zijn ook aan deze fasen van geestelijke groei verbonden. Maar Hij kwam voor zondaars (Markus 2:17)…

Wist ik dit dan nog niet? Jawel, maar door het zien van de diepere geestelijke betekenis kreeg ik dieper besef. Dat is het effect van het (leren) zien van de diepere geestelijke betekenis in Zijn Woord: het is Zijn Geest die rechtstreeks spreekt tot onze geest, tot onze diepste kern, en de boodschap komt daardoor dieper binnen. Ik besefte nog dieper hoe groot Zijn liefde voor en geduld met mij is, en dat Zijn lijden voor mij was toen ik nog in leugens en dwalingen (zonde) verstrikt was of nu nog steeds in bepaalde mate ben, om mij daarvan te bevrijden. Ik besefte nog dieper dat we door Hem verlossing krijgen van de leugens en dwalingen (zonde) waar we in verstrikt zijn, alleen door Hem. Door wat Hij heeft gedaan. Speciaal voor ons waar we nog in zonde, leugens en dwalingen, verstrikt zijn. Zonder Hem zouden we hierin verstrikt blijven en zou er nooit een uitweg zijn, nooit verlossing zijn, nooit leven zijn…

Maar… ik besefte tegelijkertijd hoe in de tekenen van de wonden in Zijn handen en voeten wordt verwezen naar Zijn enorme liefde voor degenen die ik zie vasthouden aan leugens en dwalingen (zonde), terwijl ik (al dan niet terecht) denk dat ik het toch beter weet. Jesjoea zegt als het ware: zie Mijn handen en voeten, en zie wat ik voor hen gedaan heb (Lukas 24:39). Als ik besef hoe groot Zijn liefde voor en geduld met hen is, en dat Zijn lijden voor hen was die nog in leugens en dwalingen verstrikt zijn waar Hij mij van bevrijd heeft, dan confronteert dat mij met de vraag: hoeveel liefde en geduld heb ik met mensen die nog verstrikt zijn in leugens en dwalingen (zonde), waar ik alleen maar door Zijn genade van bevrijd ben? Hoeveel liefde en geduld heb jij met mensen die nog verstrikt zijn in leugens en dwalingen (zonde), waar jij alleen maar door Zijn genade van bevrijd bent?

“Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden verbrijzeld. De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen. Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons ieder naar zijn eigen weg. Maar de HEERE heeft de ongerechtigheid van ons allen op Hem doen neerkomen.” Jesaja 53:5-6

Wie zijn leven wil behouden, die zal het verliezen

Een studie van Genesis 47:13-25; de geestelijke betekenis verklaard volgens de patronen van gebruik van de in dit stuk vermelde woorden en begrippen, in relatie tot het Koninkrijk. Een korte toelichting vooraf bij wat begrippen: 30-60-100 is afgeleid van de gelijkenis van de zaaier (Mattheüs 13) en priester/koning zijn ook bijbelse metaforen (dus in deze studie niet letterlijk bedoeld). Deze, en andere in dit blog genoemde begrippen, worden uitgebreid uitgelegd en bijbels onderbouwd in mijn boek.

13        Er was in heel het land geen brood meer, want de honger was zeer zwaar, en het land Egypte en het land Kanaän raakten uitgeput door de honger.

[Er is geen geestelijk brood van de waarheid in het 30/60-voud land (776 eretz, aarde); de honger naar waarheid is groot: de 30/60 zijn geestelijk uitgeput omdat ze honger hebben naar waarheid maar die er niet is (of niet door hen wordt gezocht/erkend/aangenomen).]

14       In ruil voor het koren dat men kocht, zamelde Jozef al het geld in dat in het land Egypte en in het land Kanaän te vinden was. Jozef bracht dat geld naar het huis van de farao.

[Om het verlangde geestelijk voedsel van de waarheid te kunnen geven, zodat de 30/60 dit kan ontvangen, verzamelt Jozef (die een type/beeld is van de Messias) al het 60-voud geld (symbool voor leugens en dwalingen) dat aanwezig is op de 30/60 aarde (land). Hij ‘verzamelt’ het 60-voud geld (leugens en dwalingen) dat Hij ontvangt van de 30/60 om dit te vernietigen. In ruil voor deze leugens en dwalingen geeft Hij geestelijk voedsel van de waarheid, dat de 30/60 van Hem kopen (in hun denken aannemen). Wat hier dus gebeurt, is dat leugen in het denken wordt ingeruild voor de waarheid. De Messias brengt de leugens naar het huis (denken) van JHWH (farao staat in deze context symbool voor JHWH) om vernietigd te worden door de waarheid van Zijn denken (huis).]

15       Toen nu het geld uit het land Egypte en uit het land Kanaän op was, kwamen alle Egyptenaren naar Jozef en zeiden: Geef ons brood! Waarom zouden we in uw aanwezigheid moeten sterven? Het geld is immers op!
16        Jozef zei: Geef uw vee; ik zal u brood geven in ruil voor vee, als uw geld op is.
17       Toen brachten zij hun vee naar Jozef, en Jozef gaf hun brood in ruil voor paarden, kleinvee, runderen  en ezels. In dat jaar voorzag hij hen van brood in ruil voor al hun vee.

[Vervolgens is er opnieuw of nog steeds honger naar meer waarheid en moet de 30/60 hun vee inruilen voor (meer) waarheid. Het woord dat in deze context wordt gebruikt voor vee (4735, miqneh) drukt uit dat iets is gekocht als bezitting, en komt van kanah (7069) dat kopen/verkrijgen betekent. De 30/60 moet alle bezittingen, alle 30/60-voud gedachten (leugens en dwalingen vanuit de mens) die ze gekocht (aangenomen) hebben, geven in ruil voor het geestelijk brood van de waarheid. Dit verwijst naar hetzelfde als het geld hierboven.]

18       Toen dat jaar voorbij was, kwamen zij in het tweede jaar naar hem toe en zeiden tegen hem: Wij zullen het voor mijn heer niet verbergen dat, nu het geld op is en nu de veestapel aan mijn heer is toegekomen, er voor mijn heer niets anders overgebleven is dan ons lichaam en onze grond.

[Vervolgens komt de 30/60 opnieuw bij de Messias (Jozef) en in deze context wordt ‘verbergen’ of ‘onthullen’ gebruikt: 3582 kachad. Het onthullen van verborgenheden verwijst naar de Messias (Ps. 78:2, Matt. 13:34-35). En de Messias onthult ook leugens en dwalingen die in ons denken verborgen zijn, Hij brengt ze aan het licht. Er is niks over om als ruil voor de waarheid aan te bieden, dan lichaam en grond. De akker is de 30/60 wereld (Matt. 13:38). Grond, of land, is hier niet het woord eretz, maar hier staat het woord adamah (127) en dat komt van adam (119). Adam betekent rood of rood geverfd en wordt gebruikt bij de rood geverfde ramskleden die de tabernakel bedekten en zonden die rood zijn als scharlaken en die Hij witter wast dan sneeuw (Jes. 1:18). Het woord voor lichaam dat hier wordt gebruikt is ghevejah (1472) en dit komt van gav (1465, lichaam of rug) en dat komt weer van gaah (1342, overwinning (van JHWH), toenemen, stijgen). Dit verwijst naar de zonde (leugens en dwalingen) van ons lichaam, ons vlees, dat overwonnen moet worden. Het land, dat verwijst naar rood, dat op zijn beurt verwijst  naar ons zondige denken, is weer een beeld van de leugens en dwalingen die de 30/60 aan de Messias moeten aanbieden om vernietigd te worden door Zijn waarheid. En ook ons vlees van leugens en dwalingen moet worden aangeboden om vernietigd te worden door het geestelijk brood van Zijn waarheid.]

19        Waarom zouden wij voor uw ogen sterven, zowel wij als onze grond? Koop ons en onze grond in ruil voor brood, dan zullen wij en onze grond de farao dienstbaar zijn. Geef ons ook zaad, zodat wij in leven kunnen blijven en niet sterven, en de grond niet woest wordt.

[Door Zijn Woord van de waarheid (brood) zullen we geestelijk leven en niet geestelijk sterven. En Zijn Woord van de waarheid voorkomt dat het 30/60 land (grond) woest zal worden (Gen 1:2), verstoken van de waarheid en daarom vol leugens en dwalingen.]

20        Zo kocht Jozef voor de farao al de grond in Egypte, want de Egyptenaren verkochten allen hun akker, omdat de honger hun te sterk was geworden. Zo werd het land het eigendom van de farao.

[De Messias koopt dit 30/60 land, koopt de leugens en dwalingen, om ze te vernietigen door het aanbieden, verkopen, van het geestelijke brood van de waarheid. De Messias is de vernietiger van leugens en dwalingen en Hij koopt dit land (vrij) voor JHWH. De 30/60 laat Hem hun land kopen, omdat ze honger hebben naar Zijn waarheid.]

21       En wat het volk betreft, dat liet hij overbrengen naar de steden, van het ene einde van het gebied van Egypte tot het andere einde ervan.
22        Alleen de grond van de priesters kocht hij niet, want de priesters kregen een vaste toelage van de farao. Zij aten van hun vaste toelage, die de farao hun gaf. Daarom hoefden zij hun grond niet te verkopen.

[Het land (denken) van de priesters hoeft niet gekocht te worden, omdat de 100-voud priester geen leugens en dwalingen in zijn denken meer heeft. De priesters ontvangen wel (geestelijk) voedsel van de waarheid, waardoor ze verder zullen groeien op de geestelijke ladder naar wijsheid, tot ze lijken op het beeld van de Messias. (Ef. 4:15)]

23       Toen zei Jozef tegen het volk: Zie, ik heb heden u en uw grond voor de farao gekocht. Zie, hier is zaad voor u, zodat u de grond kunt bezaaien.

[Vervolgens krijgt de 30/60 (die door het vernietigen van hun leugens en dwalingen gegroeid zijn naar 100-voud) het zaad waar ze in vers 19 om gevraagd hadden. Het is de Messias die het goede zaad geeft (Matt. 13:37). Het zaad is Zijn Woord en het zijn de kinderen van het Koninkrijk (Matt. 13:38) die Zijn Woord, Zijn waarheid, op de aarde verkondigen (de 30/60 aarde bezaaien). Met het zaad dat wordt gegeven wordt een opdracht meegegeven: zaai het land ermee: zaai de 30/60-voud aarde met het Woord van de waarheid.]

24       Maar met de opbrengsten zal het zo zijn, dat u het vijfde deel aan de farao zult geven, en dat de vier andere delen voor u zullen dienen tot zaad voor de akker, tot voedsel voor u en voor hen die in uw huizen zijn, en tot voedsel voor uw kleine kinderen.

[De vijfden bij de oogst verwijzen naar het getal vijf dat symbool staat voor de 100-voud priester. Als het zaad vruchtdraagt en geoogst wordt, dan verwijst dit naar geestelijke groei van 30/60 naar 100-voud priester. De vruchten zijn altijd voor JHWH, we dragen vrucht door Hem en niet uit eigen verdienste. Met die vrucht kunnen we het 30/60 voud land weer bezaaien (de waarheid onderwijzen), als voedsel voor de 30/60 voud ‘kleinen’: de kinderen in het geloof, die nog moeten groeien naar 100-voud geestelijke volwassenheid. Het getal vier verwijst naar de 100-voud status van koning en naar het onderwijs van de waarheid dat door de geestelijke koning gegeven wordt; het zaad dat weer op de 30/60 akker (wereld, Matt. 13:38) wordt gezaaid.]

25       Zij zeiden toen: U hebt ons in leven gehouden. Laat ons genade vinden in de ogen van mijn heer, en wij zullen slaven van de farao zijn.

[Toen de Messias de mens en zijn land (het gevallen denken vol leugens en dwalingen vanuit de mens) kocht voor JHWH, toen Hij zichzelf gaf als losprijs, redde Hij ons leven. De Messias heeft de mens (vrij)gekocht: we zijn gekocht en betaald (1 Kor 6:19-20). Wij zijn hierdoor slaven geworden van JHWH en hoeven niet langer slaaf te zijn van onszelf, van de leugen- en dwaalgedachten vanuit de mens. De Messias geeft ons geestelijk leven, door het geestelijk brood van Zijn onderwijs van de waarheid. Slaven te zijn, of worden, van Hem betekent ook dat we Hem dienen met al onze (geestelijke) bezittingen: geld, land, vee en ons diepste zelf. Als we met ons denken en hart Hem gaan dienen, dan vullen we ons denken met Zijn waarheid in plaats van de 30- en 60-voud leugens en dwalingen van de aarde. En dat ‘kost’ ons al ons (geestelijke, 30-/60-voud) geld, land, vee en onszelf. Omdat die zullen worden vernietigd, door Zijn waarheid; ze kunnen niet blijven bestaan als we Zijn waarheid werkelijk in ons denken en hart aannemen. Wie zijn leven wil behouden, die zal het verliezen…]

“Hij zei tegen allen: Als iemand achter Mij wil komen, moet hij zichzelf verloochenen, zijn kruis dagelijks opnemen en Mij volgen. Want wie zijn leven wil behouden, die zal het verliezen; maar wie zijn leven verliezen zal omwille van Mij, die zal het behouden. Want wat baat het een mens heel de wereld te winnen en zichzelf te verliezen of zelf schade te lijden? Want wie zich voor Mij en Mijn woorden geschaamd zal hebben, voor hem zal de Zoon des mensen Zich schamen, wanneer Hij zal komen in Zijn heerlijkheid en in die van de Vader en in die van de heilige engelen. En Ik zeg u in waarheid: Er zijn sommigen van hen die hier staan, die de dood niet zullen proeven, voordat zij het Koninkrijk van God gezien hebben.” Lukas 9:23-27

Zijn we al op Zijn berg?

“Zend Uw licht en Uw waarheid; laten die mij leiden, mij brengen tot Uw heilige berg en tot Uw woningen.” Psalm 43:3

In deze tekst bidt de psalmdichter om Zijn waarheid, in de wetenschap dat die waarheid hem zal brengen tot Zijn heilige berg en tot Zijn woningen. De geestelijke betekenis van berg verwijst naar Zijn gedachten, die hoger zijn dan de gedachten van de mens (Jesaja 55:8). Het onderwijs van Zijn waarheid leidt ons naar Zijn gedachten. En het overnemen van Zijn gedachten, Zijn waarheid, in ons denken is het proces van de vernieuwing van ons denken (Efeziërs 4:23). Dit zorgt voor geestelijke groei naar geestelijke volwassenheid: de 100-voudige geestelijke vrucht uit de gelijkenis van de zaaier (Mattheüs 13).

Berg verwijst in de bijbel naar boven, naar wat boven is. En dit is verbonden met de 100-voudige vrucht uit de gelijkenis van de zaaier. Mozes klom omhoog om JHWH op een berg te ontmoeten (Exodus 19:3), dat kunnen we in de diepere geestelijke betekenis verbinden met het omhoog klimmen op de geestelijke ladder naar geestelijke volwassenheid (100-voudige vrucht). Jesjoea trok Zich vaak terug op een berg om bij Zijn Vader te zijn (Mattheüs 14:23, Lukas 6:12). Ook de verheerlijking in Lukas 9 was ook op een berg. De psalmdichter verklaart in Psalm 121:1 dat hij zijn ogen opslaat naar de bergen, omdat daar zijn hulp vandaan zal komen. Jesaja 11:9 en 65:25 vertellen ons dat er geen kwaad of verderf is op Zijn heilige berg. Kwaad en verderf zijn verbonden met de 30- en 60-voudige vrucht uit de gelijkenis van de zaaier. Ze verwijzen naar een denken dat (nog) niet (volledig) is gevuld met Zijn gedachten en die dus verderfelijke gedachten vanuit de mens bevat. Als we de 100-voud fase van geestelijke groei hebben bereikt, dan is er geen kwaad en verderf meer in ons denken.

De tempel van Salomo, waar JHWH Zijn intrek nam, was gebouwd op een berg (2 Kronieken 3:1). Als JHWH daar Zijn intrek neemt, dan betekent dit in geestelijk opzicht dat dit huis, deze tempel, volledig Zijn gedachten bevat. Want de geestelijke betekenis van huis en tempel (het huis van JHWH) verwijst naar ons denken. Dat kunnen we onder andere afleiden uit het feest van de ongezuurde broden (Exodus 12), dat verwijst naar de noodzaak om het zuurdeeg uit ons huis (ons denken) te verwijderen. Jesjoea verbindt zuurdeeg in Mattheüs 16 aan het onderwijs van de Farizeeën en Saduceeën, dat dwaling was: gedachten en opvattingen vanuit de mens dus en niet Zijn gedachten. Het feest van de ongezuurde broden verwijst naar de noodzaak om die leugens en dwalingen, de gedachten en opvattingen vanuit de mens, te verwijderen uit ons denken. Dat de geestelijke betekenis van huis naar ons denken verwijst, kunnen we ook afleiden uit de gelijkenis van het huis (denken) op de Rots (dat naar de Messias verwijst) uit Mattheüs 7. En we kunnen het afleiden uit de tempelreiniging uit Marcus 11, die verwijst naar het feit dat Jesjoea ons huis of tempel (denken) een rovershol vindt, omdat het verderfelijke gedachten vanuit de mens bevat. Maar ook dat Hij die wil reinigen door de waarheid van Zijn Woord (Efeziërs 5:26).

Als ons denken dus volledig is gevuld met Zijn gedachten en geen verderfelijke gedachten vanuit de mens meer bevat, dan hebben we een 100-voud tempel of huis en zijn we op de 100-voud berg. In Jesaja 55:12 breken de bergen uit in gejuich. Groeien naar geestelijke volwassenheid door de vernieuwing van ons denken (Efeziërs 4:23) brengt vreugde. Het bevrijdt ons van leugens en dwalingen en geeft leven. “Daarom, hoe kostbaar zijn mij Uw gedachten, o God.” Psalm 139:17

Wat wordt in de tekst van Psalm 43:3 bedoeld met Zijn woningen? Met Zijn woning, of Zijn huis, wordt vaak gedacht aan de tempel. Maar in deze tekst wordt een meervoud gebruikt: Uw woningen. Dit kan dus niet verwijzen naar de tempel, want die is enkelvoud. Wat zijn dan die woningen?

“In het huis van Mijn Vader zijn veel woningen; als dat niet zo was, zou Ik het u gezegd hebben. Ik ga heen om een plaats voor u gereed te maken.” Johannes 14:2

Ook in Johannes 14 heeft Jesjoea het over woningen, meervoud dus. We hebben hierboven gezien dat Zijn woningen verwijst naar Zijn denken. Maar waarom meervoud? Het verwijst naar ieder denken, dus ieder ‘huis’, dat volledig Zijn gedachten bevat. Iedereen wiens gedachten Zijn gedachten zijn (Jesaja 55:8). Iedereen dus, die in denken en hart volledig één is met Hem. En dat zullen er velen zijn!

“Opdat zij allen één zullen zijn, zoals U, Vader, in Mij, en Ik in U, dat ook zij in Ons één zullen zijn.” Johannes 17:21.

We kunnen alleen volledig één zijn in Hem. En we zijn pas één als we volledig in Hem zijn. Jesjoea vergelijkt in Hem zijn met hoe Hij in de Vader is en de Vader in Hem. Volkomen één met elkaar, niet te scheiden en niet te onderscheiden. Waar je de Zoon ziet, daar zie je de Vader en waar je de Vader ziet, daar zie je de Zoon. “Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien” Johannes 14:9.

Hoe uit zich dat?

“De Zoon kan niets van Zichzelf doen, als Hij dat niet de Vader ziet doen, want al wat Deze doet, dat doet ook de Zoon op dezelfde wijze.” Johannes 5:19
We handelen niet meer vanuit onszelf, maar vanuit Hem.

“De woorden die Ik tot u spreek, spreek Ik niet uit Mijzelf, maar de Vader, Die in Mij blijft, Die doet de werken.” Johannes 14:10
We spreken niet meer vanuit onszelf, maar vanuit Zijn denken en hart in ons.

 “Ik kan van Mijzelf niets doen. Zoals Ik hoor, oordeel Ik en Mijn oordeel is rechtvaardig, want Ik zoek niet Mijn wil, maar de wil van de Vader, Die Mij gezonden heeft.” Johannes 5:30
We zoeken niet meer onze eigen wil, maar de wil van de Vader. En daarom oordelen we ook niet meer vanuit onszelf en is ons oordeel derhalve rechtvaardig.

Dat is één zijn: één van gedachten en één van hart met Hem en, alleen daardoor, met elkaar. En dat is de 100-voud fase van geestelijke groei (vrucht) uit de gelijkenis van de zaaier (Mattheüs 13).

Hoe worden we één, hoe verkrijgen we zo’n woning? Jesjoea maakt het voor ons gereed (Johannes 14:2). We kunnen deze woning alleen betrekken door Hem, door ons denken en hart te laten vernieuwen (Efeziërs 4:23), te laten reinigen (Efeziërs 5:26), door de waarheid van Zijn onderwijs. Zijn licht en Zijn waarheid uit Psalm 43:3.
“Ik zal hun één hart geven en een nieuwe geest in uw binnenste geven.”
Ezechiël 11:19
“als u Hem tenminste gehoord hebt en door Hem bent onderwezen, zoals de waarheid in Jezus is (…) en dat u vernieuwd wordt in de geest van uw denken.” Efeziërs 4:21, 23

Alleen door Hem, alleen in Hem, alleen met Hem:
“Blijf in Mij, en Ik in u. Zoals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf, als zij niet in de wijnstok blijft, zo ook u niet, als u niet in Mij blijft. Ik ben de Wijnstok, u de ranken; wie in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt u niets doen.” Johannes 15:4-5

“Die draagt veel vrucht” verwijst naar de 100-voudige vrucht uit de gelijkenis van de zaaier: “En weer een ander deel viel in de goede aarde en gaf vrucht, het ene honderd-, het andere zestig-, en een ander dertigvoudig.” Mattheüs 13:8

De diepere geestelijke betekenis van Psalm 43:3 wordt duidelijker als we de tekst als volgt ‘hervertalen’:
Onderwijs mij met Uw waarheid; laat Uw waarheid mij leiden en brengen tot, veranderen naar, eenwording met het denken en hart van JHWH en eenwording met het denken en hart van iedereen die in denken en hart één is met Hem.

De vruchten uit de gelijkenis van de zaaier vormen een meetlat waaraan we de geestelijke groei van ons denken en hart kunnen meten. De vraag die ons dus rest is: zijn we al op Zijn berg? Of kunnen we ‘m in de verte zien liggen? Zijn we zo dichtbij dat we de contouren al kunnen zien? Of is het nog een kleine stip, ver aan de horizon?

_______

De bijbelse begrippen en principes in dit blog worden uitgebreider onderbouwd en uitgelegd in mijn boek.

Onslijtbare beurzen

“Verkoop uw bezittingen en geef de opbrengst weg als liefdegave. Maak voor uzelf beurzen die niet verslijten, een schat die niet opraakt, in de hemelen, waar de dief niet bij komt en die door de mot niet aangetast wordt.” Lukas 12:33

Deze tekst staat in verbinding met het verkopen van alles wat je hebt om de schat in de akker (Mattheüs 13:44), of de ene parel van grote waarde (Mattheus 13:45-46) te kunnen kopen, de geschiedenis van de rijke jongeling in Mattheüs 19 en de schatten op aarde of in de hemel in Mattheüs 6:19-21. Om de schat in de akker of de schat in de hemel te kunnen kopen, moeten we al onze eigen bezittingen, alles wat van onszelf is, verkopen. Nou zijn er in de geschiedenis mensen geweest, en ook nu nog, die dit soort teksten letterlijk nemen en al hun materiële aardse bezittingen verkopen. En daar kan ik respect voor hebben. Maar als de schatten in de hemel geen materiële voorwerpen zijn, maar geestelijk bedoeld zijn, wat wordt dan geestelijk bedoeld met bezittingen die we moeten verkopen? En wat voor beurs kunnen we maken, die onslijtbaar is? Vraagt deze tekst dat we één of ander onslijtbaar materiaal uitvinden? Of wordt hier verwezen naar een geestelijk principe?

De geestelijke betekenis van kopen en verkopen in de bijbel verwijst naar het ‘kopen en verkopen’ van gedachten: het aannemen en onderwijzen van gedachten en opvattingen. Er zijn twee soorten gedachten: de gedachten van JHWH en de gedachten van de mens. De gedachten van JHWH zijn hoger dan de gedachten van de mens (Jesaja 55:8). Waar we vasthouden aan onze eigen, menselijke gedachten en opvattingen (door onszelf bedacht, of aangenomen (gekocht) van een ander), in plaats van de gedachten van JHWH, houden we vast aan leugen en dwaling. Want alleen bij JHWH is geestelijke waarheid te vinden, niet bij de mens (Johannes 14:6).

De geestelijke betekenis van schat in de bijbel wordt duidelijk in Kolossenzen 2:2-3. Het is wijsheid en kennis, die verborgen zijn in de Messias. Zijn gedachten dus, die hoger zijn dan de gedachten van de mens. Zijn waarheid. Dat is de hemelse schat die we kunnen verzamelen: wijsheid en waarheid. Maar wat staat het verzamelen van die schat in de weg? Wat staat ons in de weg om Zijn wijsheid en waarheid in ons denken aan te nemen, te kopen? Menselijke gedachten, die leugen en dwaling zijn! Wat moeten we dus verkopen, om de schat van waarheid en wijsheid te verzamelen? Deze gedachten van de mens, leugens en dwalingen. Als we afstand doen van de leugens en dwalingen in ons denken (ze verkopen), dan vult Zijn waarheid en wijsheid ons denken steeds meer en meer. Het raakt niet op.

Kolossenzen 2:2-3 zegt dat deze schatten verborgen zijn. Ook 1 Korinthe 2:7 zegt dat deze wijsheid verborgen is en dat het een geheimenis is. Als de Messias over geheimenissen sprak, dan sprak Hij over het Koninkrijk van God (Mattheus 13:11, Markus 4:11, Lukas 8:10). Als het verborgen is, dan moeten we er dus naar zoeken om het te vinden. En dat zien we terug in de context van de tekst over de onslijtbare beurzen. Want twee verzen eerder (Lukas 12:31) zegt de Messias: “Maar zoek eerst het Koninkrijk van God”. Waar moeten we zoeken? Waar kunnen we deze schatten vinden? Lukas 17:21 zegt dat het Koninkrijk van God in ons is. ‘In ons’ verwijst naar ons denken en ons hart. In de context van de tekst over de onslijtbare beurzen vinden we: “Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn” (Lukas 12:34). Wat is er in ons denken? Gedachten: Zijn gedachten, of gedachten van de mens. De schatten van wijsheid en kennis zijn in ons denken, als Zijn gedachten in ons denken zijn. En Zijn gedachten, Zijn waarheid, vinden we in Zijn Woord (Johannes 8:31-32, 17:17). We vinden ze vooral in de diepere, geestelijke betekenis van Zijn Woord, want Zijn woorden zijn Geest (Johannes 6:63). Als we Zijn Woord alleen letterlijk lezen of opvatten, dan vinden we ze niet. En ook zonder de hulp van Zijn Geest vinden we ze niet (Johannes 16:26). Er zijn geen aardse hulpmiddelen die ons naar de waarheid kunnen leiden, we hebben hemelse hulp nodig. En als we Hem dat vragen, dan geeft Hij overvloedig: “En als iemand van u in wijsheid tekortschiet, laat hij die dan vragen aan God, Die aan ieder overvloedig geeft en geen verwijten maakt, en ze zal hem gegeven worden.“ (Jakobus 1:5). Ook de context van de tekst over de onslijtbare beurzen zegt dit; Lukas 12:32 zegt dat JHWH ons het Koninkrijk zal geven.

Dat deze schat in de hemelen uit Lukas 12:33 verwijst naar wat er in ons denken is, of kan zijn, wordt ook duidelijk uit de beurzen die niet verslijten. Want de opdracht van deze tekst is natuurlijk niet dat we één of ander onslijtbaar materiaal uitvinden. De geestelijke betekenis van voorwerpen in de bijbel die inhoud kunnen bevatten, verwijst naar ons denken. En de inhoud van ons denken, dat zijn gedachten. Zijn gedachten van waarheid, of gedachten van leugen en dwaling vanuit de mens. Een denken met leugens en dwalingen zal in de eeuwigheid geen stand houden. Alleen de waarheid houdt stand. De waarheid overwint, als de schellen van onze ogen vallen (Handelingen 9:18). Ons denken is onslijtbaar, onaantastbaar, als deze gevuld is met Zijn waarheid. Een beurs die niet verslijt…

Laten we dus afstand doen van al onze bezittingen, laten we alle geestelijke leugens en dwalingen die we hebben gekocht verkopen, zodat we onze beurzen kunnen vullen met een hemelse schat die niet opraakt!

“Leid mij in Uw waarheid en leer mij, want U bent de God van mijn heil; U verwacht ik de hele dag.” Psalm 25:5

Spreekt dit blog je aan? Dan zal je misschien ook mijn boek wel interessant vinden. Je kan deze bestellen of (gratis) downloaden via mijn website.

Het wonder van de olie

Met het Joodse chanoekafeest wordt in de Joodse traditie aandacht besteed aan het vermeende wonder van de olie. In de Talmoed staat geschreven dat na de herinwijding van de tempel slechts één kruikje aanwezig was met een voorraad zuivere olie om de menorah één dag te laten branden. Dit was lang niet voldoende om de menorah brandend te houden totdat er voldoende zuivere olie was bereid. Toch raakte dit kruikje gedurende acht dagen lang niet leeg, totdat er weer voldoende olie aanwezig was. Waarschijnlijk is dit wonder van de olie een verhaal en niet feitelijk gebeurd. Maar dit verhaal deed mij denken aan de wonderlijke geschiedenis van de olie in het kruikje van de weduwe die maar bleef stromen, een bijbelse geschiedenis die is opgetekend in 2 Koningen 4:1-7. 2 Timotheüs 3:16 zegt ons dat “heel de Schrift door JHWH is ingegeven en nuttig om daarmee te onderwijzen, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de rechtvaardigheid”. Wat is de diepere, geestelijke betekenis van deze geschiedenis van de olie in het kruikje van de weduwe en hoe onderwijst ons dit vandaag nog tot ‘opvoeding in rechtvaardigheid’?

De geestelijke betekenis van voorwerpen in de bijbel die inhoud kunnen bevatten verwijst naar ons hoofd, naar ons denken. Dat leg ik uitgebreid uit in mijn boek. De inhoud van deze voorwerpen, van ons denken, is dan logischerwijs: gedachten. En gedachten kunnen geestelijke waarheid zijn of leugen. Als ons denken waarheid bevat, dan komt dit van de Vader, van boven. Want alleen God, alleen Zijn Woord, is waarheid (Deuteronomium 32:4, Johannes 17:17). Als ons denken leugen bevat, dan komt dat vanuit het denken van de mens, van onszelf of van andere mensen waarvan wij gedachten hebben overgenomen. Ons denken kan dus Zijn gedachten (waarheid) bevatten, of onze gedachten (leugen) (Jesaja 55:8). Ons denken kan een onreine pot zijn, die onreine gedachten (leugen) bevat (Leviticus 11:33) of een kruik die de schat van Zijn wijsheid bevat (2 Korinthe 4:7, Kolossenzen 2:2-3).

Het Woord draagt ons op om ons denken te vernieuwen (Efeziërs 4:23). Dat betekent het verwijderen van de leugens vanuit de mens uit ons denken, door ons denken te vullen met de zuivere, diepere waarheid van Zijn Woord. En het is enorm belangrijk om dat te beseffen, want ons denken en hart is waar de zonde begint (Genesis 6:5, 8:21, Mattheüs 5:28). De bijbelse definitie van zonde is niet het overtreden van de geboden, de bijbelse definitie van zonde is de leugens in ons denken en hart (gedachtespinsels van ons hart volgens Genesis 6:5 en 8:21). Ons handelen, onze uitspraken, ons leven wordt aangestuurd door wat er in ons denken en ons hart is. Dat is als het ware ons controlecentrum en dat is wat we onder controle moeten krijgen, of beter gezegd: dat is waar we de controle van moeten overgeven aan Hem. Zo veranderen we naar het beeld van Jesjoea, wat ook weer een bijbelse opdracht is (Efeziërs 4:15, Romeinen 8:29). Steeds meer van Hem (Zijn gedachten), steeds minder van mij (mijn gedachten): “Hij moet meer worden, maar ik minder” (Johannes 3:30). De focus op ons denken en ons hart zien we steeds weer in de bijbel terug komen, in de diepere geestelijke betekenissen waar de letterlijke tekst naar verwijst. Het is dus iets waar JHWH keer op keer onze aandacht op wil vestigen.

De bijbel staat vol met voorwerpen waar iets in kan: potten, vaten, schalen, en in deze tekst van het wonder van de olie: een kruik. Wat wil deze geschiedenis, van de kruik van de weduwe die maar olie bleef stromen, ons onderwijzen over ons denken? De vrouw had een kruik vol met olie. Olie wordt gebruikt om te zalven, onder andere voor genezing (Jakobus 5:14), het staat voor overvloed en rijkdom. Olie wordt vaak verbonden met de Geest. De Geest wordt de Geest van waarheid genoemd (Johannes 16:13). En de zuivere, diepere waarheid van Zijn Woord geneest ons denken en ons hart. De waarheid maakt vrij (Johannes 8:31-32). De vrouw in deze tekst lijkt arm, maar geestelijk is zij rijk. De olie verwijst dus naar Zijn waarheid, Zijn gedachten, die in ons denken moet zijn.

Elisa draagt de vrouw op om kruiken van andere mensen te vullen met de olie van waarheid uit haar kruik, uit haar denken. De waarheid blijft stromen, totdat al het denken daarmee gevuld is. Het vullen van de ‘kruiken’ van andere mensen met olie van de waarheid, doen we door hen de waarheid te vertellen, te onderwijzen. En dat kunnen we pas, als we zelf olie in onze kruik hebben. Als Hij alles in allen is, als al het denken gevuld is met Zijn waarheid, dan pas hoeven we elkaar de waarheid niet meer te onderwijzen (1 Korinthe 15:28, Jeremia 31:34).

Een ander symbool voor het onderwijzen van de waarheid (of leugen) dat in de bijbel vaak wordt gebruikt, is verkopen. De geestelijke betekenis van kopen en verkopen is het kopen en verkopen van gedachten, van waarheid of leugen. Als we geestelijk verkopen en kopen, dan onderwijzen (verkopen) we waarheid of leugen en nemen we waarheid of leugen aan (kopen) in ons denken. Dit kunnen we onder andere afleiden uit verschillende gelijkenissen die Jesjoea uitsprak, waar wordt verkocht en gekocht: bijvoorbeeld de schat van wijsheid (Kolossenzen 2:2-3) in de akker (Mattheüs 13:44), de parel van grote waarde (Mattheüs 13:45) en de opdracht van Jesjoea aan de rijke jongeling (Markus 10:21). In de bijbelstudie en lezing op mijn website leg ik uit waar deze gelijkenissen naar verwijzen. In deze geschiedenis van het kruikje van de weduwe draagt Elisa de vrouw op om de olie van waarheid die zij heeft te verkopen, dus om de waarheid te onderwijzen, te vertellen, aan anderen.

Terug naar chanoeka. Of we het nu vieren of niet, het is van groot belang ons er steeds van bewust te zijn dat we onze ‘kruik’ vullen met de zuivere, diepere waarheid van Zijn Woord, zodat het zal overstromen en we zuivere olie, zonder vermenging van gedachten vanuit de mens, kunnen ‘verkopen’ aan anderen. En zodat de olie ons denken en ons hart kan veranderen en we verder zullen groeien naar het beeld van Jesjoea. Dat is de diepere, geestelijke betekenis van deze geschiedenis van de olie in het kruikje van de weduwe, en dat is hoe deze geschiedenis ons vandaag nog onderwijst tot ‘opvoeding in rechtvaardigheid’ (2 Timotheüs 3:16).

USA